122

afvragen of hij het er wel levend van zal afbrengen, die “sterft elke dag”. “Dagelijks sterven” is beeldspraak, “van uur tot uur in gevaar zijn” de werkelijkheid waarop die beeldspraak betrekking heeft. Uit het tekstverband blijkt bovendien, dat Paulus zichzelf en zijn medewerkers rekende tot de mensen die zich “voor de doden lieten dopen”. De apostel schrijft immers “Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom laten zij zich nog voor hen dopen? Waarom zijn ook wijzelf van uur tot uur in gevaar?” Blijkbaar is “zich voor de doden laten dopen” ook beeldspraak, net als “elke dag sterven”. Zich aan levensgevaar blootstellen is de werkelijkheid waarom het gaat. Paulus schrijft, dat hij “te Efeze, naar de mens, met wilde dieren had gevochten”. Daarmee duidt de apostel op fel verzet tegen zijn prediking, het soort verzet waarvan in Handelingen 19 een beschrijving is gegeven. “Zij die zich voor de doden lieten dopen” waren de getuigen van Christus’ opstanding die Paulus eerder had genoemd (vs.5-11). Christus was aan hen verschenen en had hun opdracht gegeven om het goede nieuws van zijn opstanding bekend te maken. Paulus was de geringste en de laatste van die apostelen, hoewel hij door Gods genade méér had gearbeid dan al zijn voorgangers 198. Het voorzetsel “huper”, dat door het NBG met “voor” is vertaald, betekent “ten behoeve van” of “ten gunste van”. “Zich voor de doden laten dopen” hoeft niet te betekenen, dat men zich in plaats van overledenen laat dopen. Het kan betekenen dat men bereid is om een doop te ondergaan vanwege het feit dat “doden” daarmee zijn gebaat. 198 1 Korinthe 15:1-11 139

123 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication