139

De besnijdenis van Christus “...gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop” (Kolossenzen 2:10-11) In de brief aan de Kolossenzen spreekt Paulus over de Messias, die “het Hoofd is van alle overheid en macht”. Wie Christus toebehoren zijn “met Hem begraven in de doop”. Welke doop heeft de apostel daarbij op het oog? Volgens de calvinistische theologie moet onder deze doop het “sacrament” worden verstaan dat in de christelijke gemeente wordt bediend. In de gereformeerde belijdenisgeschriften wordt op grond van Kol.2:11 geconcludeerd dat de (water)doop “de besnijdenis van Christus” is en dat die doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen 215. Maar heeft Paulus dit werkelijk bedoeld? De apostel spreekt over “de besnijdenis van Christus”. Dat is iets anders dan de besnijdenis van Mozes. De messiaanse besnijdenis is géén lichamelijke operatie die door een medemens wordt verricht want Paulus zegt dat deze besnijdenis “géén werk van mensenhanden is”. De uitdrukking “besnijdenis van Christus” is evenmin een aanduiding van de doop. Doop (Heb.9:10, grondtekst) en besnijdenis (Efe.2:11) worden in het Nieuwe Testament “werken van mensenhanden aan het vlees” genoemd (vgl.Gal.6:13, Fil.3:2-5). Wie zich laat dopen wordt door een medemens besprenkeld of ondergedompeld. Aangezien de besnijdenis van Christus géén werk van mensenhanden is, kan 215 Nederlandse Geloofs Belijdenis, artikel 34; Heidelberger Catechismus, Zondag 27, Vraag en Antwoord 74. 161

140 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication