140

het niet gaan om de waterdoop en ook niet om een letterlijke besnijdenis. Volgens Paulus bestaat de messiaanse besnijdenis uit “het afleggen van het lichaam van het vlees” (Kol.2:11). De besnijdenis van Christus is een volledige besnijdenis. In die besnijdenis werd geen stukje van het lichaam weggesneden, zoals bij Joodse jongetjes op de achtste dag, maar de oude mens werd helemáál weggenomen. Het “lichaam des vlezes” verdween totaal! De Messias werd tweemaal besneden. Op de achtste dag is zijn voorhuid verwijderd, en door zijn kruisdood werd héél het “lichaam des vlezes” weggedaan. Jezus werd ook tweemaal gedoopt. Door Johannes in de Jordaan (Mat.3:13-17), en door zijn Vader in de doop-van-de-dood (Mar.10:38, Luk.12:50, Rom.6:4). De tweede besnijdenis en doop werden verricht “zonder mensenhanden”: ze waren het werk van God. De Vader heeft zijn gestorven Zoon vervolgens uit de doden opgewekt en Hem bekleed met onsterfelijkheid. De Kolossenzen waren gelovigen uit de volken (Kol.1:27) en volgens de wet dus onbesneden. Toch hadden ze in Christus “de volheid verkregen”, de werkelijkheid die door de besnijdenis wordt uitgebeeld. Het besnijdenisritueel wijst naar de dood en de opstanding van de Messias, waarbij het “lichaam des vlezes” totaal verdween en er een volmaakt, onverderfelijk, geestelijk lichaam tevoorschijn kwam (1 Kor.15:42-46). Alle gelovigen bezitten in de Gekruisigde de ware besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is. Voor gelovigen uit de volken die de échte besnijdenis bezitten is de lichamelijke besnijdenis een versnijdenis, een verminking (Fil.3:2). Zo’n schaduwachtig ritueel voegt aan het behoud door Christus niets toe. Verminking van het lichaam is het enige dat het teweegbrengt. Aangezien de messiaanse besnijdenis heeft plaatsgevonden, mag het voor gelovigen vaststaan dat zij “dood zijn voor de zonde” (Rom.6:11). 162

141 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication