141

“Met Hem begraven in de doop” (Kol.2:12) betekent niet: in een zwembad of een rivier, maar: in zijn dood. Zo staat het ook in Rom.6:4: “Wij zijn met Hem begraven door de doop-in-dedood”. Uit de grondtekst blijkt, dat de doop en de besnijdenis van de Messias identiek zijn, want daar staat letterlijk: “in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop, waarin u ook mede bent opgewekt”. Niets dat door mensenhanden wordt verricht, zelfs de meest indrukwekkende godsdienstige plechtigheid niet, kan het “lichaam van het vlees” bij ons wegnemen. Maar de doop waarover Paulus spreekt, doet dit wél. Wie Christus toebehoren bezitten niet alleen de ware besnijdenis, maar ook de ware doop: de realiteit die door de reinigingsrituelen in de wet werd uitgebeeld. Als het doopwater “het lichaam des vlezes” zou wegwassen, dan was de waterdoop een inzetting van levensbelang. De “wet der geboden, in inzettingen bestaande” zou dan door Christus niet buiten werking zijn gesteld (vgl. Efe.2:15). Een nieuw “bewijsstuk” zou “door zijn inzetting tegen ons getuigen en ons bedreigen” (vgl. Kol.2:14): het doopbevel. Wee degene, die zich niet op de juiste manier heeft laten dopen! Volgens Gods woord is er van zo’n bedreiging echter geen sprake. Kol.2:12 heeft betrekking op de begrafenis en de opstanding van de Messias. Gelovigen zijn “in Christus gedoopt”, en daardoor één geworden met Hem in zijn dood en opstanding. “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop-in-de-dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen” (Rom.6:3-4). “Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed” (Gal.3:27). 163

142 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication