146

Paulus maakte onderscheid tussen een natuurlijke afstammeling van Abraham (hij die “naar het vlees verwekt is”), en een geestelijke afstammeling (“hem die naar de geest verwekt is”). In Paulus’ tijd vervolgden de natuurlijke afstammelingen (Joden die niet in Jezus geloofden) hun volksgenoten die “naar de geest verwekt waren” (Joden waarover God zijn Geest had uitgestort). Dat de Geest ons tot kinderen en erfgenamen stelt, wordt op vele plaatsen in het Nieuwe Testament gezegd: “En dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God” (Gal.4:6-7) “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof in Christus Jezus. Want gij allen die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed” (Gal.3:26-27) “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods… Want allen die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking” (Rom.8:1-2, 15-17) “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid” (Efe.1:13-14) 169

147 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication