148

Een leer van dopen “Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van een eeuwig oordeel; en dat zullen wij doen, indien God het vergunt” (Heb.6:1-3) In de brief aan de Hebreeën vermeldt de schrijver het “eerste onderwijs aangaande Christus”. In de Griekse grondtekst staat: “het begin van het woord van Christus” 219. Met die uitdrukking wordt bedoeld: het basisonderwijs aangaande de Messias in de Hebreeuwse Schriften. In het voorafgaande had de briefschrijver gesproken over Melchizédek, de priester-koning uit Gen.14:17-20 wiens “ordening”, of aanstelling in het priesterambt, volgens Psalm 110:4 vooruitwijst naar het priesterschap van de Messias. In de Hebreeuwse Schriften worden allerlei “schaduwen” vermeld die wijzen op Gods Gezalfde en zijn verhouding tot het volk Israël. De Hebreeënschrijver somt zes dingen op die paarsgewijs bijeen horen en die uiteenvallen in een groep van twee en een groep van vier: • Het fundament: (1) bekering van dode werken en (2) geloof in God 220 • Een leer van: (3) dopen en (4) handoplegging, van (5) opstanding der doden en (6) een eeuwig oordeel 221 219 Tès archès tou Christou logon, Heb.6:1 220 De woorden metanoia (bekering, verandering van denken) en pistis (geloof) staan in de 2e naamval en worden door die naamval verbonden aan het woord “fundament”, letterlijk staat er: “geloof op (gr. epi) God”. 221 De woorden “dopen”, “oplegging”, “opstanding” en “oordeel” staan alle in de 171

149 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication