152

In de wet waren er ook voorschriften gegeven voor het wassen van zichzelf. (a) Wie het bed had aangeraakt of op een voorwerp had gezeten van iemand die een vloeiing had moest zijn kleren wassen en zich in water baden (Leviticus 15:5-6). Hetzelfde voorschrift was van toepassing wanneer men de vloeiende persoon had aangeraakt of wanneer men was bespuwd door een persoon die een vloeiing had (Leviticus 15:7-8) (b) Wie van een vloeiing was genezen moest zich in water baden (Leviticus 15:13) (c) Een man die een zaaduitstorting had gehad moest zijn hele lichaam in water baden (Leviticus 15:16). Een vrouw die bij zo’n man had gelegen moest hetzelfde doen (Leviticus 15:18) (d) Wie het bed of de zitplaats aanraakte van een vrouw die menstrueerde of die een blijvende vloeiing had moest zijn kleren wassen en zich in water baden (Leviticus 15:21-22,27). (e) De Israëliet die op de Grote Verzoendag de bok voor Azazel naar de woestijn had gebracht moest zijn kleren wassen en zich in water baden (Leviticus 16:26). Wie de stier en de bok van het zondoffer buiten de legerplaats had gebracht moest hetzelfde doen (Leviticus 16:28) (f) Wie vlees had gegeten van een gestorven of door een roofdier gedood dier, moest zijn kleren wassen en zich in water baden (Leviticus 17:15-16) 175

153 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication