154

van begieting of besprenkeling, en bij “handoplegging” om het opleggen van de handen aan een medemens. De schrijver spreekt immers over bekering van dode werken, geloof in God, opstanding en het oordeel van de toekomende eeuw. Die zaken hebben betrekking op personen, niet op voorwerpen of op offerdieren. Handoplegging beeldt uit dat mensen Gods Geest ontvangen. Op vijf plaatsen in de Griekse Schriften wordt er over handoplegging gesproken: tweemaal in het boek Handelingen, tweemaal in de pastorale brieven en éénmaal in de brief aan de Hebreeën. In het boek Handelingen staat: “Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, die daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan…” (Handelingen 8:14-18) Beeld en werkelijkheid vielen in deze geschiedenis samen. Door de handoplegging van de apostelen werd de Geest gegeven. In Paulus’ eerste brief aan Timotheüs vinden we hetzelfde. De apostel spoort zijn leerling aan: “Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten” (1 Timotheüs 4:14) Bij die oudsten was Paulus inbegrepen, want in een latere brief schreef hij: 177

155 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication