Farizeeën zich strikt aan zulke gebruiken: “En de Farizeeën verzamelden zich bij Hem [d.i. bij Jezus] met sommige van de schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren. En toen zij zagen, dat sommige van zijn discipelen met onreine, dat is ongewassen, handen hun brood aten – want de Farizeeën en al de Joden eten niet zonder eerst een handwassing verricht te hebben, daarmede vasthoudende aan de overlevering der ouden, en van de markt komende eten zij niet dan na zich gereinigd te hebben, en vele andere dingen zijn er, waaraan zij zich volgens overlevering houden, bijvoorbeeld het onderdompelen van bekers en kannen en koperwerk – toen vroegen de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen uw discipelen niet naar de overlevering der ouden, maar eten zij met onreine handen hun brood?” (Marcus 7:1-5) Het NBG heeft de uitleg die Marcus aan zijn lezers geeft niet letterlijk weergegeven. In de grondtekst staat voor: “zich gereinigd te hebben” het werkwoord baptisoontai, terwijl voor “onderdompelen” het meervoud van een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, baptismous. De evangelieschrijver schreef “en van de markt komende, eten zij niet dan na te hebben gedoopt, en vele andere dingen zijn er, waaraan zij zich volgens overlevering houden, bijvoorbeeld de dopen van bekers en kannen en koperwerk”. Uit de grondtekst blijkt dat “dopen” een synoniem is van “wassen” en dat dit werkwoord niet betekent dat men zich volledig heeft ondergedompeld. De Joden die niet aten zonder te hebben “gedoopt” (vs.4) hadden alleen maar hun handen gewassen (vs.3). De overlevering betreffende het reinigen van bekers, kannen en koperwerk was waarschijnlijk gebaseerd op het boek Leviticus (zie Lev. 11:32). Over de priesterwijding wordt in het boek Exodus gezegd: “Dit nu is wat gij hun doen zult, om hen te heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden: Neemt één jonge stier, en twee gave 180
158 Online Touch Home