161

berust” (Heb. 8:6). Een zondoffer is er niet meer, want de Messias heeft zijn discipelen door het offer van zijn lichaam 231 “eens voor altijd geheiligd” (Heb. 10:10,18). Vandaar, dat de schrijver spreekt van de “tijd van de verbetering”, het tijdperk dat volgde op de verandering van het priesterschap en de daarmee gepaard gaande verandering van wet (Heb. 9:10, vgl. 7:11-12 en Galaten 3:21-26). De “doop der bekering tot vergeving van zonden” die Johannes predikte behoorde tot de “verscheidene dopen” die Israël waren opgelegd. Ook díe doop was een “bepaling van het vlees”, een symbolische handeling die de weg bereidde voor de Messias, maar die geen wedergeboorte of levensvernieuwing tot stand bracht. De werkelijkheid waarnaar het water vooruitwees, de doop met de Geest, kon Johannes nog niet aan zijn discipelen geven. Daarvoor moest men wachten tot “de tijd van het herstel”. We vatten samen: 1. Net zoals het “onmogelijk is, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen” (Hebreeën 10:4), zo is het ook onmogelijk dat het doopwater iemand nieuw leven zou schenken. 2. In de tegenwoordige tijd is elke doop met water, elk reinigingsritueel dat niet verder komt dan het lichaam van een mens, een verouderd voorschrift. Er is één doop voor in de plaats gekomen, een wassing die werkelijk effectief is (Efeze 4:5). 3. God heeft ons niet gezonden om (met water) te dopen, maar om het goede nieuws van het evangelie te verkondigen (1 Korinthe 1:17). 231 Dat betekent: zijn hemelvaart, waarbij Hij als een “liefelijke reuk” opsteeg naar God nadat Hij was geslacht aan het kruis. 184

162 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication