163

1. Uit de oorspronkelijke Griekse tekst blijkt, dat de doop waarover Petrus het heeft een “tegenbeeld” is van het water van de zondvloed. Het begin van 1 Pet.3:21 luidt letterlijk: “welks tegenbeeld ook u thans redt: doop”. Het voegwoord “welks” (hoo) is in het Grieks onzijdig en moet daarom terugslaan op het woord “water” (Gr. hudoor) waarmee de vorige zin was geëindigd. Het kan onmogelijk betrekking hebben op de ark, want het woord voor “ark” (kibootos) is in het Grieks vrouwelijk. Uit het feit dat “de doop die ons nu redt” een tegenbeeld (Gr. antitupos) is van het water van de zondvloed blijkt dat de apostel niet aan een doop met water heeft gedacht. Volgens de regels van de typologie kan het tegenbeeld van water niet opnieuw water zijn. In de brief aan de Hebreeën staat: “Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware 233, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen” (Heb.9:24) Het “tegenbeeld” (Gr. antitupos) van de tempel in Jeruzalem is niet een ander door mensen gemaakt gebouw, maar “de hemel zelf”. Het “tegenbeeld” van de zondvloed is dus ook niet het water in een zwembad of een doopvont, maar het “levende water” van Gods Geest dat wordt uitgestort vanuit de hemel. De doop waarover Petrus spreekt is de doop met de Geest. 2. Deze conclusie is met de Schrift in overeenstemming. Paulus schreef niet: “Wie weigert om zich in water te laten dopen, behoort Christus niet toe”. Hij schreef: “Als iemand de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Rom.8:9). De Here Jezus zei dat een mens “uit Geest moet worden geboren”, om Gods rijk te kunnen binnengaan (Joh.3:3-9). Volgens een 233 De grondtekst schrijft letterlijk: “niet binnengegaan in met handen gemaakte heilige [dingen], tegenbeelden van de ware [Gr. antitupa toon alèthinoon], maar in de hemel zelf” 186

164 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication