164

toespraak die Petrus ooit in Jeruzalem heeft gehouden is niet de doop in water het bewijs van iemands redding, maar de doop in Geest. Toen de apostel zich moest verdedigen tegen de beschuldiging dat hij bij onbesnedenen was binnengegaan en zelfs met hen had gegeten 234, merkte hij op: “[Cornelius] heeft ons medegedeeld, hoe hij een engel in zijn huis had zien staan, die tot hem zeide: Zend iemand naar Joppe en nodig Simon uit, die bijgenaamd wordt Petrus; deze zal woorden tot u spreken, waardoor gij en uw gehele huis behouden zult worden. En toen ik begonnen was te spreken, viel de heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden. Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden? En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken” (Hand.11:12-18) Niet de doop met water maar de doop met de Geest, de door God beloofde gave, was voor de Joden in Jeruzalem het bewijs dat God ook aan de volken bekering ten leven had geschonken en hen wilde redden. 3. Petrus legt uit dat onder het begrip “doop” niet moet worden verstaan: “een afleggen van vlees, van onreinheid” 235. Het is alsof de schrijver opmerkt: “De doop die ik bedoel is geen afleggen van het vlees, geen letterlijk sterven (zoals de doop die Noachs tijdgenoten trof). Het is evenmin een afleggen van onreinheid, 234 Hand.11:2-3. 235 In het Grieks staat er ou sarkos apothesis rhupou, “niet van vlees aflegging van onreinheid”. Deze bijzin kan op uiteenlopende manieren worden opgevat. 187

165 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication