41

wassen van menselijke handen en voeten en ook voor het reinigen van voorwerpen waaruit men heeft gegeten of gedronken. 2. Wanneer Joden van de markt kwamen, aten zij niet dan na zich “gedoopt” te hebben. De Farizeeër waar Jezus te gast was verbaasde zich erover dat Hij zich voor het eten niet eerst “doopte”. Dat betekent: “zich reinigde” en daarmee wordt bedoeld: “zijn handen waste”. Wanneer een gezin aan tafel gaat, kunnen ouders aan hun kinderen vragen of die zich wel “gedoopt” hebben. 3. Wie zijn handen had gewassen, had zich “gedoopt” (Markus 7:2-5). Daaruit blijkt dat met dit “dopen” geen onderdompeling van het hele lichaam is bedoeld. Op de betekenis van het werkwoord dopen zullen we in een later hoofdstuk nog terugkomen. 48

42 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication