73

Op niemand gevallen In het achtste hoofdstuk van het boek Handelingen wordt verteld hoe er na de dood van Stefanus vervolging uitbrak tegen de gemeente in Jeruzalem. De gelovigen waren genoodzaakt om de stad te verlaten en zij werden verspreid over heel Judea en Samaria. Ondanks het gevaar dat hen bedreigde, zwegen ze niet over de Messias. Filippus, één van de zeven “diakenen” uit Jeruzalem, die door de apostelen waren aangesteld om toezicht te houden op de financiële ondersteuning en de voedselvoorziening van de armen, met name van Griekssprekende weduwen 136, reisde van Jeruzalem naar Samaria en begon “Christus te prediken” 137. Het goede bericht dat hij vertelde had ongetwijfeld veel overeenkomst met wat Petrus eerder aan zijn volksgenoten had doorgegeven: dat de Messias was verschenen, door Israël was verworpen en gedood, maar door God was opgewekt uit de doden, en dat God liet zien dat zijn rijk nabij was door zieken te genezen op het geloof in Jezus’ naam (vgl. Handelingen 3). Ogenschijnlijk was de prediking van Filippus een geweldig succes. Lukas vertelt: “Toen de scharen Filippus hoorden en de tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen; en er kwam grote blijdschap in die stad” (Handelingen 8:6-8) Wij zouden zeggen: Dat is toch fantastisch, een opwekking die gepaard gaat met genezingswonderen! 136 Hand.6:1-7 137 Hand.8:5 85

74 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication