75

Lukas gebruikt hier een unieke zinsnede, episteusan tooi Philippooi. De Samaritanen geloofden niet in God, of in de Here Jezus, maar in Filippus. Blijkbaar is “de spreker geloven” iets anders dan: “God geloven”. Geloof in de spreker leidt niet vanzelfsprekend tot redding. De manier waarop Lukas zijn betoog opbouwt is veelzeggend: “… toen de scharen Filippus hoorden en de tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd….. En een man, met name Simon, was reeds vóór die tijd in de stad bezig met toverij… en allen, van klein tot groot, hielden zich aan hem…. Zij hielden zich aan hem, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had…. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus… lieten zij zich dopen…. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden” (Handelingen 8:6,9-13) De Samaritanen beschouwden de tekenen van Filippus als een nieuwe vorm van toverij, spectaculairder dan de oude. Elke zieke die onder zijn ziekte lijdt wil daar natuurlijk graag van worden verlost. En elke ouder hoopt dat zijn gehandicapte kind zal worden genezen. De inwoners van Samaria “hielden zich eenparig aan wat Filippus zei”, maar het is de vraag of we dat positief moeten duiden. Want Lukas vertelt: “Vóór die tijd was er een stadgenoot bezig geweest met toverij, en de Samaritanen hadden zich gehouden aan hém. Maar nu Filippus op het toneel was verschenen en alle verlamden en kreupelen had genezen, nu hielden ze zich eenparig aan de nieuwe wonderdoener. Zelfs 87

76 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication