76

Simon was daartoe bereid, want hij rook kansen om zijn arsenaal van toverkunsten te kunnen uitbreiden” 139. Met oprechte toewijding had dit alles niets te maken. Over de Samaritanen kon hetzelfde worden gezegd als wat Johannes opmerkte over de Joden in Jeruzalem: “En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed, maar Jezus zelf vertrouwde zichzelf hun niet toe, omdat Hij hen allen kende, en omdat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist zelf, wat in de mens was” (Johannes 2:23-25) Mensen kunnen geïmponeerd zijn door de kracht van God, maar niet begrijpen dat tekenen verwijzen naar het toekomstige Koninkrijk der hemelen en oproepen tot gehoorzaamheid aan de Heer van dat rijk. En oprechte gelovigen kunnen ernaar verlangen om hun naasten genezing te brengen, maar niet inzien dat lichamelijk herstel volgens de Bijbel een teken is van de ware genezing: de vergeving der zonden. Over een latere gelegenheid waarbij hetzelfde misverstand zich voordeed merkte Lukas op: “En ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt…. Maar de boze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij? En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde hen tezamen en bleek zoveel sterker dan zij, dat zij zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten” (Handelingen 19:13-16) 139 Hand.8:13,19,23 88

77 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication