83

water bevond zich vermoedelijk in de bedding van een wadi of een beek, en om erbij te komen moesten ze vanaf de weg een eindje naar beneden lopen. “En hij doopte hem” merkt Lukas vervolgens op. Hoe Filippus dit deed (door middel van besprenkeling, begieting of onderdompeling), wordt niet verteld, maar uit het verhaal blijkt dat beide mannen in het water stonden, want ze klommen samen “uit het water op” (anebeesan ek tou hudati). Vanuit het water op de kant en vanuit de bedding verder omhoog, terug naar de weg. Uit vers 39 kan niet worden geconcludeerd dat de “kamerling” werd ondergedompeld, want niet alleen de eunuch, maar ook Filippus, klom op uit het water. Omdat de waterdoop die door Johannes werd bediend vooruitwees naar de doop van de Geest en omdat die doop in de Bijbel dikwijls met een regenbui wordt vergeleken, ligt het voor de hand om te veronderstellen dat de kamerling door Filippus met water werd overgoten. Omdat de kamerling de boodschap van Filippus geloofde, werd hij niet alleen in water gedoopt, maar door de opgestane Heer ook gedoopt met heilige Geest. Er bestaat een tekstvariant van vers 39 die zegt: “De Geest van de Heer viel op de eunuch, en de engel van de Heer nam Filippus weg”148. En alle handschriften vermelden, dat de eunuch zijn (verre) reis naar zijn Afrikaanse bestemming “ging met blijdschap”. De blijdschap die een vrucht is van de Geest werd in zijn leven zichtbaar. Voorstanders van doop-op-belijdenis gebruiken Handelingen 8:39 als bewijstekst om de volgende conclusies te rechtvaardigen: 1. Alleen wie bewust gelooft – dus de baby- en peuterleeftijd achter zich heeft gelaten en in staat is om een bewuste geloofskeuze te maken – kan worden gedoopt in water. Filippus 148 De tekstvarianten van vers 36-37 en vers 39 worden besproken in: F.F.Bruce, Commentary on the Book of Acts, Grand Rapids 1980, p.185. 96

84 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication