93

4. De gevangenbewaarder was kennelijk een Romein, vermoedelijk een soldaat of een legionair die zich uit actieve krijgsdienst had teruggetrokken. Paulus en Silas verkondigden aan hem de boodschap van de Messias en Diens komend rijk. Blijkbaar was de man een proseliet, want hij smeekte om redding en hij begreep wat de apostelen hem vertelden. Als proseliet van het Jodendom liet de man zich in water dopen om helemaal bij het volk van God te kunnen horen. 5. In 1 Korinthe 1:14 e.v. blijkt, dat Crispus en enkele andere inwoners van Korinthe door Paulus waren gedoopt, in water. Aangezien Crispus de archisunagogos (overste van de synagoge) was (Hand.18:8) was hij een Jood. Blijkbaar was Crispus niet in Judea geweest toen Johannes daar als profeet optrad en had hij de doop van Johannes niet ondergaan. Daarom doopten Paulus en Silas hem alsnog, hoewel het niet hun gewoonte was om bekeerlingen te dopen (1 Korinthe 1:17). Voor de opvatting dat Lydia, de gevangenbewaarder en Crispus door de opgestane Heer werden gedoopt in heilige geest pleit het volgende: 1. De vraag: “Wat moet ik doen om behouden te worden?” (Hand.16:30) had niet betrekking op het eeuwig behoud van de gevangenbewaarder. Uit die vraag kan niet worden afgeleid, dat de cipier een proseliet was. De man dacht aan het stadsbestuur, dat hem op het hart had gebonden om de gevangenen zorgvuldig te bewaken. Als hij ze liet ontsnappen, zou hem dit zijn leven kosten. De cipier wilde zelfmoord plegen omdat hij meende dat de gevangenen tijdens de aardbeving ontsnapt waren (Hand.16:27). Hij was doodsbenauwd voor de mogelijke gevolgen van het natuurgeweld. Daarom vroeg hij: “Wat moet ik doen om mijn leven te redden?” 107

94 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication