22

zoiets diep ingrijpends als ‘de eeuwige hel’? Dat zou een radicaal ander toekomstbeeld opleveren. Het vuur en de worm in het Hinnomdal (gehenna) waren voor Zijn toehoorders bekend en begrijpelijk. Wat Jesaja daarvan zegt, wisten zij. Het volk zag van oudsher uit naar het koninkrijk. Het ergste lot dat een onwaardig lid van Israël kon treffen, was: uitsluiting in de buitenste duisternis Matt.8:12;13:42; Luc.13:28. Het vage idee dat men had van de opstanding uit de doden, was nauw verbonden met ingaan in het koninkrijk. De natiën zouden daardoor zegen en kennis van God ontvangen. Indien en voor zover zij zich verzetten, zou de Messias hen in het dal van Josafat vernietigen, of straffen met andere, zware, aardse plagen Joël 3:1,2; Zach.12,14. Meer kon de gelovige Israëliet op grond van de heilige Schrift (Tenach, OT) niet weten. Wat aparte sekten geloofden en spitsvondige rabbijnen vermoedden, doet hier niet ter zake; het gaat ons niets aan. Heeft ook maar één discipel in Jezus’ omgeving soms geloofd, dat alle heidenen ‘voor eeuwig verdoemd’ zouden zijn? Ja, ook de meesten van het eigen volk? Heeft iemand dat uit Jezus’ woorden geconcludeerd, zoals velen dat nu doen? Veel gelijkenissen van de Heer waren voor de discipelen duister, daarom vroegen zij Hem uitleg. Toen zij de woorden over het moeilijke ingaan in het koninkrijk van God hoorden, waren zij ontzet. Maar wij lezen niet, dat zij over het vuur, de worm of iets dergelijks ontsteld waren. Alsof dat voor hen een volkomen nieuwe, schokkende boodschap ‘uit de eeuwigheid’ was. Klaarblijkelijk begrepen zij dit alles heel goed. Zij wisten wat hun oude profeten zeiden. En zij verwachtten 24

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication