0

HEMEL EN HEL Wat leert Jezus daarover? A.E. Knoch Stichting Da-ath

Colofon Oorspronkelijke titel: Himmelreich und Hölle A.E. Knoch Unausforschlicher Reichtum 53.Jahrgang, 1984, blz.105-121, 174-184 Konkordante Schriftenreihe nr.202 © Konkordanter Verlag, Birkenfeld Vertaling: Rita Buurveld-Jansen Redactie: Date Gorter Uitgave: Stichting Da-ath, Capelle ad IJssel, da-ath.nl Met schriftelijke toestemming Konkordanter Verlag Omslag: Evangelie Om Niet Foto cover © IgOrZh via Canva ISSN 2772-8811 NUR 707

INHOUD Blz. Hemel en hel, wat leert Jezus daarover? ………………. 7-11 Gods openbaring vóór de verschijning van Christus …. 11-17 Wat heeft Jezus geopenbaard? …………………………17-27 Het woord van het kruis ………………………………. 27-31

Hemel1 en hel Wat leert Jezus daarover? De juiste beantwoording van deze vraag is tegelijk de oplossing van één van de meest omstreden problemen, waarmee de christenheid zich heeft beziggehouden. Ik wil allen, die hierover verontrust zijn, aan de hand van de Schrift de bevrijdende waarheid laten zien. Er was een tijd dat ik de vaste overtuiging had het antwoord te weten. Deze kennis leek in het begin helder, gezegend en heerlijk. Het veranderde echter in de tijd in een steeds meer onoplosbaar lijkend probleem. Het werd langzaam maar zeker een nachtmerrie. Volgens de leer, die ik overal in gemeentes en op conferenties hoorde, leek alles eenvoudig. Tegenstrijdigheden vielen mij eerst later op. Toen ik dankzij Gods genade mocht gaan zien hoe het werkelijk is, bleef van de waarheid waar ik jarenlang vast van overtuigd was, niet veel meer over. Ik wist, dat in Paulus’ brieven staat: door Hem alle dingen met Zich te verzoenen Kol.1:20 opdat God alles in allen zal zijn 1 Cor.15:28 Ook las ik: ..want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen Rom.11:36 1 Duitse titel is: Himmelreich und Hölle. In het Nederlands spreekt men over ‘hemel en hel’. 7

Maar, ik had deze teksten niet begrepen, en ze net zo verkeerd verstaan als de woorden van onze Heer: tenzij iemand van boven af verwekt wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien Joh.3:3 Dit was zo, omdat in de meeste bijbels opnieuw geboren of wedergeboren staat. Zo dacht ik precies te weten wat wedergeboren zijn inhoudt. Want ik was overgegaan uit de dood in het leven door het geloof in de dood van Christus. Want Hij stierf ook voor mijn zonden. Maar een zeker feit begon veel broeders, zusters en medewerkers (en mij) te benauwen. Welk? Dat bijna heel de mensheid níet wedergeboren is en daarom verloren moet gaan. Er staat immers: wie de Zoon heeft, heeft het leven 1Joh.5:12a Wij hadden Hem, daar waren wij zeker van. wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet 1Joh.5:12b wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem Joh.3:36 Wat hadden deze woorden ons ongerust gemaakt. Ze hadden ons aangespoord tot een intensief proberen alle mensen om ons heen ‘uit te nodigen tot het koninkrijk van God’. Om ze ‘uit het vuur te rukken’. Zou God dat dan niet 8

bevestigen? Zou Hij niet massaal zielen moeten brengen als Hij werkelijk wilde, dat alle mensen gered, behouden worden? Toch was en bleef de bodem zo hard, de oogst zo klein, en de macht van de vijand zo groot. Wij vroegen ons vertwijfeld af: waarom doet God naar het schijnt niets, om deze afschuwelijke macht te beheersen? Hoe kan Hij het sterven van mensen in hun zonden aanzien? Ze zijn toch allemaal voor eeuwig verloren, als ze nu niet tot geloof komen? Zegt Zijn eigen woord dat niet? Maar wat houdt zoiets dan in, wanneer je deze gedachte tot het einde toe doordenkt? Betekent dat dan niet, dat God al duizenden jaren miljarden mensen in het leven riep, wetend dat hun einde ‘het eeuwige vuur’ is? Hij weet toch alles van tevoren? En hadden die miljarden mensen de mogelijkheid wel om ‘wederom geboren’ te worden? Wat eerst zo duidelijk was, voor de hand liggend, en rotsvast; het werd een pijnlijk mysterie. Ja, het klopte niet eens met Christus’ eigen woorden in andere teksten. Daar zegt de Heer bijvoorbeeld over de kleine, nog onwetende kinderen: voor zodanigen is het koninkrijk der hemelen Matt.19:14 of: het koninkrijk van God Marc.10:14. Waren deze kinderen dan ‘wedergeboren’? Ze waren niet eens gedoopt! Kon in die tijd iemand al wel wedergeboren worden? De Heer was toen toch nog niet gestorven! Als men dan het koninkrijk van God ontvangt (of: ‘in de hemel 9

komt’) nog vóór Zijn kruisiging op Golgotha, waarom moest Hij dan nog gekruisigd worden? En Jezus vertelde het volk Israël de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. De ene kwam ‘in de hel’, omdat hij het goede al tijdens zijn leven ontvangen had. De andere ‘werd zalig’ (of: ‘gered’), omdat hij het kwade in zijn leven ontving Luc.16:19-31. Was dat wedergeboorte? Wij willen de lezer niet vermoeien met nog meer overwegingen. De vraag is zo ernstig en ingrijpend. En de schaduw, die door verkeerde antwoorden op het wezen van God geworpen wordt, is erg donker. De gevolgen zijn zó verschrikkelijk, want mensen worden daardoor van zo’n ‘onrechtvaardige God’ weggedreven. Het is daarom van groot belang dit te onderzoeken: is de gebruikelijke uitleg van deze (en soortgelijke) teksten eigenlijk wel houdbaar? Na lange jaren van diepgaand onderzoek in heel de Schrift ben ik intens blij over de oplossing. Al deze teksten zijn zonder meer duidelijk en begrijpelijk. Wanneer? Als zij uitsluitend Israël aangaan in verband met het aan hen beloofde, aardse koninkrijk. Maar ze roepen eindeloze, niet op te lossen problemen op, wanneer wij ze op alle mensen en hun toekomstige bestemming toepassen. Als iemand mij kan bewijzen dat ik ongelijk heb, dan moet diegene dat doen. Als de strenge oordelen (of: gerichten) aan het einde van deze tijd, de tegenwoordige 10

eon2, Gods plan om alles in allen te worden verhinderen, laat men dan als bewijs Zijn woord aanhalen. Bevat de bijbel inderdaad zo’n tegenstrijdigheid? Omdat dit Gods woord is, is dat toch onmogelijk! Wat mij betreft: ik geloof alles wat geschreven staat, maar wel alles op die plaats waar het hoort. En dus niet waar mensen, zonder het te begrijpen, iets hebben ingewrongen. En vervolgens wil men dat dan tegen de duidelijke leer van het totale woord van God uitspelen. Gods openbaring vóór de verschijning van Christus Het ‘oude testament’ (red: Tenach3) belooft op niet mis te verstane wijze het toekomstige koninkrijk van God op deze aarde. De Koning hiervan is de Messias; door Zijn heerschappij zal de aarde vol worden van de kennis van de HEER (Jahweh4) zoals water de bodem van de zee bedekt Dan.2:44; 7:14,27; Jes.11:9; Hab.2:14. Bij de verkondiging van Johannes de doper én van de Heer zelf gaat het altijd om dit koninkrijk. Om dat binnen te gaan, moet Israël wedergeboren (opnieuw verwekt) worden Matt.19:28; Luc.11:14. Alleen in dit verband kon Nicodemus hiervan op de hoogte zijn en daarover ‘s nachts met Jezus spreken. Wat tegenwoordig meestal wedergeboorte heet, is ondenkbaar zonder Christus’ dood, die toen nog door niemand begrepen kon worden. 2 Eon is vertaling van het Griekse aiōn; in de Schriften zijn 5 eonen te onderscheiden. De ‘tegenwoordige boze eeuw (eon)’ (Gal.1:4) loopt nog, en zal eindigen in grote verdrukking, naar Daniël 12:1,2 3 Tenach is de Joodse benaming: Torah (wet, onderwijzing), Neviiem (profeten) en Chetoeviem (geschriften). 4 Jahweh is JHWH en is vaak als HEERE of HERE vertaald. Dat is: word-zijnde-was, ofwel: Ik ben of Ik zal zijn. 11

Jezus stelde zelf, dat Hij alleen tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden was Matt.15:24. Hij verbood Zijn discipelen zelfs om naar de natiën te gaan. Zij moesten alleen het nabijgekomen koninkrijk aan de zonen van Israël verkondigen Matth.10:5-7. Paulus zegt over Hem, dat Hij ‘Dienaar van de Besnijdenis’ was Rom.15:8. Het grote keerpunt is Golgotha. Eerst ná verharding van Israël en de (tijdelijke) verwerping5 werden Gods plannen met heel de mensheid onthuld Rom.11:7-15. Wie denkt er nu nog over om aan de christenen besnijdenis op te leggen of het offerritueel van Mozes in onze kerken in te voeren? Hierin begrijpt men wél goed wat alleen voor het oude verbondsvolk gold. Het is ze bekend, dat na het kruis een andere orde werd ingevoerd. Maar dan maakt men de verwarrende fout de scheidslijn niet tussen Israëls verwerping en de boodschap van Paulus voor de natiën te trekken. Men eigent zich echter naar believen toe, wat Jezus Zelf tot Israël beperkt heeft. Hoe kon Hij Zijn discipelen zelfs verbieden naar de Samaritanen te gaan, als Hij toen al de ‘voorwaarden tot eeuwige redding’ gepredikt had? Wat zouden die dan geweest zijn? Want Zijn offerdood kon toch nog helemaal niet verkondigd worden? Mag men opheldering over zulke fundamentele vragen zoeken in Schriftgedeelten, waarin Zijn dood slechts vaag wordt voorspeld? En die zelfs niet door Zijn eigen discipelen, die Hem lief hadden en dicht bij Hem stonden, begrepen werden? 5 Grieks: apobolè, letterlijk: vanaf-werping, wegwerping 12

Onlangs was te lezen: ‘Er bestaat een eeuwige hel zo zeker als de uit de eeuwigheid komende Zoon van God die verkondigd heeft’. Eén ding lijkt voor de schrijver hiervan wel duidelijk te zijn. Dat is: de eeuwige God, Die Zich duizenden jaren vóór de komst van Christus al met de zonde van de mensheid bezighield, verkondigt deze hel níet. Hij schijnt ook geweten te hebben, dat ‘de hel’ zoals Luther die in het oude testament van zijn eerste vertaling noemt, slechts de plaats aangeeft van àlle doden, ook de rechtvaardige. Anders zou hij de woorden toch genoemd hebben waarmee God de eerste zondaren dreigde inzake de gevolgen van hun zonde(n)? Blijkbaar kon hij geen overeenkomend woord vinden. Maar, als die ‘eeuwige hel’ Marc.9:43,44 (zie diverse vertalingen) bij de uit de eeuwigheid komende Zoon van God zo bekend was, dan moet die hel toch minstens al net zo lang in de wereld zijn als de zonde zelf is? Om welke andere reden had God deze hel dan nog moeten installeren? En waarom heeft Hij die dan tot de komst van Christus voor zondaren verzwegen? Hiervoor is maar één verklaring mogelijk: vóór Christus kwam niemand in een hel, omdat niemand al verlost kon worden. Goed. Maar kon iemand verlost worden voordat Christus stierf? Verlost, in de betekenis, die wij daaraan verbinden? En Hij sprak toch over deze dingen, toen Hij op aarde leefde? 13

Wanneer wij Zijn vermeende ‘dreigen met de hel’ lezen, dan zien wij nog meer merkwaardige dingen. Om aan de hel van de rijke man te ontkomen, was het voldoende om naar Mozes en de profeten te luisteren of het kwade in dit leven te ontvangen Luc.16:19-31. De bokken aan de linkerzijde gaan in ‘het eeuwige vuur’, omdat ze niets voor de broeders van de Heer gedaan hebben Matt.25:31-46. Aan de worm, die niet sterft, kan men ontkomen als men zichzelf verminkt, of dat letterlijk of figuurlijk is doet hier niet terzake Marc.9:43-48. Eén ding is duidelijk: het gaat hier om een ‘hel’, waarvan de mens niet door geloof in Christus, maar door eigen werken gered wordt. In verband met deze hel wordt de kruisdood van Christus helemaal niet genoemd. En daar tegenover staat een ‘ingaan in het leven’, wat men voor zichzelf verwerven kan. En dat niet alleen zonder de verlossing op Golgotha; maar zelfs voordat de verlossing ook maar had plaatsgevonden. Er kan echter niet nadrukkelijk genoeg beklemtoond worden, dat ook de meest godsdienstige en rechtvaardige mensen, al spannen zij zich ook nog zo in, zonder Christus verloren gingen. Wie dit alles met elkaar kan rijmen, die doet dat maar. Ik heb al de pogingen daartoe opgegeven, omdat het onmogelijk is. Wanneer de hel bij Christus al bekend was voordat Hij mens werd, waarom hebben Adam, Abraham, Mozes 14

of David daar dan nooit iets over gehoord of gezegd? Zij, die van God zo veel over de zonde -en over Zijn wegen daarmee- ervaren hebben? Hebben wij soms houvast aan de volgende uitvlucht: ‘Sinds de verschijning van de Heer Jezus is de tijd van onwetendheid voorbij. Omdat Hij veel meer licht bracht, kwam de mens onder de dreiging van de hel.’ Laat men maar bewijzen, dat de tijd van onwetendheid voor het grootste deel van de mensheid eindigde, toen Christus kwam. Moeten wij soms aannemen dat heidenen in het verre China ‘gered werden’ tot op het jaar van Zijn eerste optreden of tot het moment van Zijn dood? Maar dat zij daarna allemaal ‘naar de eeuwige hel gegaan’ zijn? Zeg nu niet: zo mag je niet spreken! Het moet maar eens gezegd worden wat bij de gangbare leer van de hel aan het licht komt, als men die tot het einde toe doordenkt. De zending en komst van Christus als mens was de grootste openbaring van de liefde van God. Dat was grote zegen voor alle volkeren en verzoening van de wereld. Dan kan dit toch nooit de grote massa van de mensheid in een hel hebben geworpen waar God tevoren geen woord over gezegd heeft? Als de hel het loon van zonde de was, dan had God dit zeker ook op de juiste tijd bekendgemaakt. Waarom moet de eigenwijze mens ‘hel’ zeggen, waar God van ‘dood’ spreekt? Daarom staan de bijbel én de christelijke leer bol van tegenstrijdigheden. Die verdwijnen direct wanneer de dood daar gelaten wordt, 15

waar God die geplaatst heeft. Hetzelfde geldt voor het vuur, de worm en de overige gerichten van God. Wie inziet dat je bij uitleg van de Schrift niet alles zomaar algemeen kan maken, maar dat je moet letten op het tekstverband, heeft een begrijpelijke bijbel zonder tegenstrijdigheden. Wat de mensen er aan verwarrende zaken ingelegd hebben, blijkt dan vanzelf. Jezus is de grote ‘zal-zijn-Redder’6. Toen Hij op aarde verscheen kon het doel van Zijn zending niet zijn, dat Hij allen die Hem niet aannamen, de hel zou brengen. Hij is destijds alleen voor Israël gekomen. Hij sprak alleen Israël aan, voordat Hij voor heel de mensheid stierf. Het loont de moeite om slechts één bewijs te noemen hoe exclusief Hij Zich tot Israël beperkte tijdens Zijn aardse bediening. Dat is: niet één van Zijn discipelen is ooit op de gedachte gekomen, dat Zijn zending ook voor andere volkeren kon gelden. Nadat de Heer 40 dagen lang aan de apostelen onderricht over het koninkrijk van God had gegeven, wist Petrus niets over een roeping van de natiën. Hij moest eerst het visioen van de onreine dieren in het laken krijgen om deze nieuwe waarheid te begrijpen Hand.10. Kan alleen dat ons al niet laten zien, tegen welke verkeerde achtergrond wij meestal de woorden van de Heer Jezus plaatsen? Hoe konden wij daar begrippen mee verbinden, die Hij nooit in gedachten kón hebben? En die geen enkele apostel daaraan koppelde. Wedergeboorte, 6 De naam Jezus is de Griekse voor het Hebreeuwse ‘Yehoshua’ dat Jahweh-is-Redder betekent. En ‘Jahweh’ is: word-zijnde-was; ofwel: ‘Ik ben’ of ‘Ik zal zijn’. 16

redding, verdoeming, hemel en hel, dat zijn voor ons ideeën geworden die wij stevig in de bijbel verankerd achtten, en die wij totaal verkeerd begrepen. Wat heeft Jezus geopenbaard? Er zijn tegenwoordig mensen, die onder druk van de vele bewijzen toegeven, dat ‘eeuwig’ (eonisch7) in de bijbel niet ‘eindeloos’ betekent. Toch houden zij vast aan de eindeloosheid van de hellestraf, omdat de Heer zei: waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt Marc.9:44. Met dit citaat denken zij ‘het eeuwige vuur’ ondanks alles te kunnen bewijzen. Omdat dit vermoedelijk het enige argument is dat overblijft, is het de moeite waard eens te laten zien hoe (on)houdbaar dat is. Toen onze Heer op aarde verscheen, veranderde voorlopig niets aan de situatie van de grote massa van de mensheid, en aan hun toestand voor God. Allen waren, en bleven wat zij door Adam geworden zijn. We zijn stervenden die de dood tegemoet gaan, zoals God dat tegen de eerste ouders had gezegd. Jezus heeft hier nooit aan getornd. Nooit heeft Hij van de dood in Adam een ‘leven in eindeloze pijn’ gemaakt. Hij was de grote, heerlijke verwachting van alle oudtestamentische profetie. Om Zijn woorden goed te 7 ‘Eon’ is vertaling van Grieks: aiōn het gelijke van het Hebreeuwse olam. In de Schrift kun je 5 eonen onderscheiden. Zo is ‘eonisch’ de weergave van aiōnion, het bijvoeglijk naamwoord. 17

verstaan moeten wij dit begrijpen. Waarop richtten die profetieën vol verlangen hun blik? Op een ‘gelukkig zijn in de hemel’ ná de dood? Of op de vernieuwde aarde, waar Gods Gezalfde in gerechtigheid zal regeren? 2Petr.3:13. Zal men dan het ‘koninkrijk van God boven’ binnengaan? Of daalt het koninkrijk uit de hemel neer, naar hen toe? Wordt het met juichende instemming van de volkeren opgericht? Of met het oog op hevig verzet pas na vreselijke gerichten? Wie de bijbel een beetje kent, weet wat die daarover zegt. Hebben Jezus, Johannes, de twaalf en de tweeënzeventig de boodschap van het nabijgekomen koninkrijk van God, het koninkrijk van de hemelen, verkondigd aan het volk Israël? En dat met de Koning en de krachten van genezing en hulp voor mensen op aarde? Of gingen zij naar alle natiën met de boodschap van het kruis, dat alle verschillen tussen het volk van het koninkrijk en de overige natiën wegneemt? Wij weten precies dat de boodschap van het kruis nooit klonk voordat Israël verworpen was. En wij weten ook, dat dit zeker niet verkondigd kon worden voordat er een kruis was. Net zo precies zouden wij ook moeten weten, dat het onaanvaardbaar is belangrijke delen van de boodschap van leven in het koninkrijk eruit te nemen, en die met geweld in de boodschap van het kruis in te lijven. Waar verwees de Heer naar toen Hij over de worm en het niet uit te blussen vuur sprak? We lezen in Jesaja: En het zal geschieden, dat van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, alle vlees zal komen om zich neer te buigen 18

voor Mijn aangezicht, zegt Jahweh8. En zij zullen de stad uitgaan en zien de dode lichamen van de mannen die tegen Mij in opstand zijn gekomen; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen voor alle vlees een afgrijzen zijn” Jes.66:23,24. Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt, dat dit in Jeruzalem zal zijn, in het koninkrijk van de Messias. Dit zal duizend jaar duren Op.20:1-6. Daarna zullen de doden pas opstaan voor het eindoordeel. Jezus vermeldde in verband met het aardse koninkrijk deze plaats van gericht voor diegenen die zich verzetten. Zo bevestigde Hij slechts de trouw, waarmee Hij Zich aan Zijn opdracht hield. Als Hij bovendien toevoegt, dat deze worm en dit vuur in het gehenna9 zijn Marc.9:43-48, dan sluit dit iedere verwisseling uit. Want het gehenna is het Hinnomdal bij Jeruzalem, waar vroeger vuur was, dat nooit uitdoofde. Dat verteerde het stadsafval. Maar daar waren ook de wormen die de lijken van terechtgestelde misdadigers verteerden. Is dat betrouwbare uitleg van de Schrift (die zich buigt onder alles wat er geschreven staat) als van lijken ‘onsterfelijke zielen’ gemaakt worden? En als men over een plaats van terechtstelling bij Jeruzalem zegt, dat het voor altijd de locatie van de niet verloste mensheid is? Als men van tijdelijke gebeurtenissen in het millennium een eindeloze eeuwigheid maakt? Dat het koninkrijk van God op aarde een onbijbels ‘hiernamaals’ zal zijn? Men 8 Zie voetnoot 6 9 Gehenna = dal van Hinnom te Jeruzalem, vaak vertaald met ‘hel’. 19

maakt van een straf die de onwaardigen van dit koninkrijk moeten ondergaan een dreigend lot van vele miljoenen. Miljoenen, die nimmer met het koninkrijk in aanraking zullen komen? Zijn zij, die deze uitleg voorstaan om ‘een eeuwige hel’ te bewijzen, voor ons wel betrouwbare adviseurs? Kun je eigenlijk wel helder beseffen wat het kruis betekent, als die boodschap met dergelijke vreemde elementen vermengd wordt? Wat is wedergeboorte? Jezus heeft gezegd: ‘Jullie moet opnieuw (wederom) geboren worden’ Joh.3:7. Dat is de voorwaarde voor Israël om het Messiaanse koninkrijk binnen te gaan. Dat is het grote berouw en de bekering van heel het afvallige volk. Dat zal pas plaatsvinden als de Koning zelf in heerlijkheid verschijnt. Zodat elk oog Hem zal zien, ook zij die Hem hebben doorstoken. Als alle stammen van het land (Israël) om Hem zullen weeklagen Op.1:7; Zach.12:10. Het volk kon niet doorbreken naar ‘de wedergeboorte’ (opnieuw-verwekking), tijdens de eerste komst van de Messias. Het volk werd verworpen als gevolg van hun weerspannigheid Rom.11:15. Het verloor vaderland en heiligdom, werd tot vloek onder de andere natiën. En het blijft onder Gods gericht tot de tweede komst van Christus. Dan wordt heel Israël gered Rom.11:26. Wat heeft men nu van deze feiten gemaakt? Dit: ‘wie niet wedergeboren wordt, gaat voor eeuwig verloren’. Zo verdraait men de woorden van de Heer. Geen wonder dat ze dergelijke problemen veroorzaken. Wat betekent ‘verloren gaan’? In de grondtekst is dat hetzelfde woord als omkomen of bederven, zoals men 20

dat op talloze andere plaatsen vertaalt. Als dit begrip door de Heer in verband met het evangelie van het koninkrijk wordt gebruikt, is het: je leven verliezen in de gerichten die dit koninkrijk inleiden. De verlorenen hebben geen uitzicht op ingaan in het duizendjarig rijk. Dat kan alleen door bewaring tijdens deze gerichten of opstanding. In dit koninkrijk staan alleen rechtvaardigen op Op.20:5,6; Luc.14:14; Joh.6:40;11:25. Voor de overige mensen betekent het echter, dat zij niet verlost sterven. Daarna moeten zij de tweede dood in, waar de Heer Jezus niets over zei. En wat betekent ‘gered worden’ of ‘het eeuwige (eonische) leven ontvangen’? Dat is het tegenovergestelde van ‘verloren gaan’. Voor Israël is dit het ingaan in het Messiaanse koninkrijk. Het is voor hen een heerlijk leven tijdens de toekomstige eon op deze aarde. In verband met de boodschap van het kruis aan alle volkeren, die vandaag van kracht is, het volgende. Het tekent de bestemming van degenen, die als leden van het lichaam van Christus geroepen zijn. Zij komen niet om in de eindoordelen van deze boze eeuw (eon)10. Zij moeten evenmin in de dood blijven totdat God de ongelovigen voor Zijn grote witte troon roept Op.20:11,15. De redding van deze gelovigen is de opname (wegrukking) 1Thess.4:15-17. Dat geldt wanneer zij bij de terugkeer van Christus nog leven. En opstanding uit de doden als zij voor die tijd ontslapen zijn. Zij zullen leven met hun verheerlijkte Heer en Hoofd in Zijn ophemels machtsgebied, zolang de komende eonen11 duren 1Kor.15:51-53. Israëls Messias heeft dit niet in 10 De tegenwoordige boze ‘eeuw’ of eon – Galaten 1:4 11 Zie Efeziërs 2:6,7 ‘in de komende eonen’. 21

Galilea en/of Judea verkondigd. Maar de opgestane en verheerlijkte Heer, Die zit aan Gods rechterhand, heeft dat aan Zijn werktuig Paulus als een speciale boodschap toevertrouwd. Dat evangelie kon niet verkondigd worden voordat Israëls verharding en afwijzing bezegeld waren. Eerst toen trok het koninkrijk zich in onzekere verte terug. Kan de voorvechter van ‘de eeuwige pijniging’ de onhoudbaarheid van zijn leer duidelijker bewijzen dan door zijn ‘bewijsmateriaal’? Hij haalt dat uitsluitend uit de profetieën over de dag van Heer12. Kun je aan zondaren het kruis als enige redding prediken, maar aan de andere kant dreigen met gerichten die verkondigd waren vóór het kruis? Dan doe je de Schrift geen recht. Je kunt terecht de rechtvaardiging uit geloof leren. Maar tegelijkertijd wijzen op beloning voor werken (zoals de gelijkenis van de schapen en de bokken Matt.25:31-46) of op schadeloosstelling voor ondervonden leed op aarde (Lazarus Lu.16:19-31). Als je dat doet, kun je niet zeggen dat je de woorden van onze God juist indeelt 2Tim.2:15. Als de uitlegger wil weten wie de schapen en bokken zijn, dan moet hij Joël 3 lezen. Dan zal hij zien over welk gericht de Heer in Mattheüs 25:31-46 spreekt. Het is onaanvaardbaar om geslachten voor de troon van Zijn heerlijkheid te slepen die daar nooit zullen staan. Waarachtig is onze hoog te prijzen Heer, Die eens op deze heerlijke troon zal zitten. Hij heeft geweten wie Hij bedoelde. En Hij wist tot wie Hij sprak: mensen die wel Joëls profetie kenden, maar niet het kruis. 12 Of: ‘De dag des Heren’, de dag van Jahweh, in veel profetie aangekondigd, zoals in Joël 2, Zefanja 1 en vele andere. 22

God zal de grote massa van de mensheid richten Op.20:5;11:12, terwijl het gericht van de schapen en bokken Joël 3; Mt.25:31-46 meer dan duizend jaar eerder plaatsvond. Wie vandaag het kruis aangrijpt komt niet in het ene noch in het andere gericht. Zo iemand hoort bij het lichaam, dat de Heer vóór al de gerichten zal wegrukken tot Hemzelf 1Thess.4:13-18. Degene die de uitgeroepen gemeente (die het lichaam van Christus is) leest in: ‘de schapen aan Zijn rechterhand’, weet maar weinig over hun bestemming. God zal bij de afsluiting van deze eon en bij die van de toekomstige, gerichten uitvoeren. Ook dat kan en zal niets veranderen aan Zijn plan om alles in allen te worden. Dat gebeurt als de heerschappij van de Zoon het doel heeft bereikt, niet meer nodig is 1Cor.15:25-28. Laat deze tekst maar voor zich spreken. Ze is niet in tegenspraak met de worm en het vuur, zoals velen denken. Worm en vuur overleven het koninkrijk van de Zoon niet. Over duur, vastheid en onwrikbaarheid van dit koninkrijk kunnen de profeten niet genoeg spreken. Voor de meeste christenen lijkt het dus vanzelf te spreken, dat het ‘eeuwig’ moet zijn. En toch zegt Paulus, dat het voorbij gaat. Niemand van de profeten van Tenach (OT) heeft dat voorzegd. Het was ook niet de opdracht van de Heer om dit tijdens Zijn aardse leven te verkondigen. Jezus sprak als Dienaar van de Besnijdenis altijd binnen het kader van wat God allang aan die Besnijdenis had geopenbaard. Dat deed Hij in duidelijke woorden, of door schaduwbeelden of symbolen. Dan zou het zeker onbegrijpelijk zijn, dat Hij als eerste zou zijn opgetreden met zo’n vreselijke boodschap. Een verkondiging van 23

zoiets diep ingrijpends als ‘de eeuwige hel’? Dat zou een radicaal ander toekomstbeeld opleveren. Het vuur en de worm in het Hinnomdal (gehenna) waren voor Zijn toehoorders bekend en begrijpelijk. Wat Jesaja daarvan zegt, wisten zij. Het volk zag van oudsher uit naar het koninkrijk. Het ergste lot dat een onwaardig lid van Israël kon treffen, was: uitsluiting in de buitenste duisternis Matt.8:12;13:42; Luc.13:28. Het vage idee dat men had van de opstanding uit de doden, was nauw verbonden met ingaan in het koninkrijk. De natiën zouden daardoor zegen en kennis van God ontvangen. Indien en voor zover zij zich verzetten, zou de Messias hen in het dal van Josafat vernietigen, of straffen met andere, zware, aardse plagen Joël 3:1,2; Zach.12,14. Meer kon de gelovige Israëliet op grond van de heilige Schrift (Tenach, OT) niet weten. Wat aparte sekten geloofden en spitsvondige rabbijnen vermoedden, doet hier niet ter zake; het gaat ons niets aan. Heeft ook maar één discipel in Jezus’ omgeving soms geloofd, dat alle heidenen ‘voor eeuwig verdoemd’ zouden zijn? Ja, ook de meesten van het eigen volk? Heeft iemand dat uit Jezus’ woorden geconcludeerd, zoals velen dat nu doen? Veel gelijkenissen van de Heer waren voor de discipelen duister, daarom vroegen zij Hem uitleg. Toen zij de woorden over het moeilijke ingaan in het koninkrijk van God hoorden, waren zij ontzet. Maar wij lezen niet, dat zij over het vuur, de worm of iets dergelijks ontsteld waren. Alsof dat voor hen een volkomen nieuwe, schokkende boodschap ‘uit de eeuwigheid’ was. Klaarblijkelijk begrepen zij dit alles heel goed. Zij wisten wat hun oude profeten zeiden. En zij verwachtten 24

niet, dat het koninkrijk zonder gericht zou aanbreken. Zij hadden geen vragen zoals die ons nu -als gevolg van verkeerde uitleg- benauwen. Na de opstanding van Jezus wachtten zij alleen nog op het koninkrijk. Zij werden niet opgejaagd door denkbeelden als ‘verloren zielen’ buiten de grenzen van hun volk, om die te moeten ‘redden’. Zelfs met pinksteren bleef hun boodschap: de terugkerende Koning. Wat hadden andere natiën met Hem te maken? Tot hun verbazing ontving hoofdman Cornelius de heilige geest Hand.10:44-48. Had Jezus hen dan niet naar alle volken gezonden Matt.28:19? Jazeker! Maar dan wel met het evangelie van het koninkrijk. Dat had niets te maken met een bestemming in het ‘hiernamaals’. Voor de apostelen was pinksteren, het wekenfeest, het aanbreken van het aardse koninkrijk Hand.2:16-21. De andere volkeren zouden daarin -via Israëlweliswaar heil en zegen (op aarde) ontvangen. Maar zij zouden niet aan Israël gelijk(gesteld) worden. Omdat Cornelius blijkbaar wel aan hen gelijk geworden was, waren zij verbaasd. Wij mogen nooit vergeten: als in gangbare vertalingen ‘zalig’ en ‘verdoemd’ staat, dat er letterlijk vertaald moet staan: gered en veroordeeld. Wat dit in het evangelie van het koninkrijk betekent, is al uitgelegd. De discipelen van de Heer, die vanaf het begin met Hem omgingen Hand.1:21,22, geven ons aanwijzingen. Hun houding tegenover Zijn zending, hun volk Israël en de andere natiën, toont hoe we het vermeende ‘dreigen met de hel’ van de Meester moeten zien. Als zij zich hadden vergist, dan had de Heer ze beter moeten onderwijzen, voordat Hij hen tot Zijn boodschappers maakte! 25

Hij bracht hen altijd op de hoogte over wanneer voor hen de tijd aanbrak voor meer uitgebreide kennis. Hij legde hun Zijn dood en Zijn verhoging uit, voordat zij gingen getuigen. Door het visioen dat Petrus ontving, beseften zij Gods gedachten van liefde voor de andere volkeren. Dat was die eerste keer vermoedelijk duidelijk genoeg, om ook de daarop gerichte verwijzingen van de profeten goed te begrijpen Hand.15. Maar wanneer gaf Hij hen verder en meer licht, dat boven het evangelie van het koninkrijk uitging? Wanneer leerde Hij hen de waarheid voor deze tijd, op grond van Israëls verwerping13? Heeft Hij ze ooit geopenbaard dat het vuur en de worm eveneens anders opgevat moesten worden? Anders dan zij eerder gedacht hadden en wat ver boven Jeruzalem en het aardse koninkrijk uitgaat? Iets, dat wereldomvattend is, eeuwig, ‘eeuwiger’ zelfs dan Zijn eigen heerschappij? Als de Heer Zijn discipelen bij het bekende inzicht laat, zal dat toch wel correct geweest zijn. Vuur en worm in het Hinnomdal (gehenna) zijn plausibel en begrijpelijk. Zij harmoniëren met heel de Schrift. Als zij echter naar een ‘hel aan gene zijde’ worden verplaatst, stapelen de problemen zich zeer hoog op. Als iemand denkt hier een uitweg of oplossing voor gevonden te hebben, dan komt diegene voor tegenstrijdigheden met andere delen van het woord van God te staan. Nog afgezien van het feit, dat de werkwoorden: (de worm zal niet) sterven en (het vuur zal niet) uitgeblust worden’ in de grondtekst een voorbijgaande handeling aangeven. En géén (tijdloos) feit! Omdat onze taal dit verschil helaas niet nauwkeurig kan uitdrukken, bleef voor de bijbellezer de 13 Het woord ‘verwerping’ is Grieks apobolè, letterlijk: wegwerping 26

juiste betekenis verborgen. Dit verschil heldert ook andere ‘duistere’ teksten op. Zoals: ‘de toorn van God blijft op hem’ Joh.3:36. Dit blijft is óók een voorbijgaande handeling, beperkt in de tijd! Het woord van het kruis In deze tijd moeten wij de gekruisigde Christus aan de wereld verkondigen. Niet allerlei zegen of gerichten van het aardse, Messiaanse koninkrijk. Dat is voorlopig uitgesteld, omdat Israël zijn Messias van zich afgestoten heeft. Ook toen de Messias Jezus voor de tweede keer -dan als de verhoogde Heer- aan hen verkondigd werd (Handelingen). Het kruis is voor de Jood een ergernis en niet de vervulling van zijn hoogste verwachtingen. Het kruis maakt een eind aan alle voorrechten die aan Israël geschonken waren. Het is hét grote symbool van Israëls verwerping14. Daarom ook kon geen van de twaalf het kruis verkondigen. Alleen Paulus deed dat, met hen die samen met hem dienden in zijn evangelie. Het kruis mag niet met Christus’ dood als offer verwisseld worden. Zijn dood als de vervulling van heel het Israëlitische offerritueel is ook door andere apostelen verkondigd. Het bracht bedekking van de zonde, zoals het bloed van dieren dat symboliseerde. Het gaf bescherming tegen Gods toorn. Johannes de doper zag in Jezus het Lam, dat de zonde van de wereld wegneemt Joh.1:29. Hij schrijft over Hem als de verzoening15 voor onze zonden en voor die van de hele wereld 1Joh.2:2. Zijn bloed reinigt van alle 14 Verwerping, Grieks apobolè, zie eerdere voetnoot. 15 Hier is het Grieks hilaskomai, gunstig stemmen; Paulus gebruikt echter (apo)katallasso, (weder) verzoenen. 27

zonden. Maar het kruis houdt méér in. Vooral de manier waarop Hij stierf. De vloek van de wet Deut.21:23 was met zo’n dood verbonden Gal.3:13. Het bewijst waartoe de mens in zijn eigen wijsheid en religieus zijn in staat is. Israël doodde haar Messias aan het kruis, in de gedachte, dat Hij dan onder de Goddelijke vloek kwam. En juist daardoor openbaarde God in Zijn wijsheid aan het hele universum de peilloos diepe verdorvenheid van het schepsel. En tegelijkertijd onthulde Hij de grootheid van de opoffering van Zichzelf en van Zijn liefde. Wat een uiting, een daad van meedogenloze haat tegen Hem was, veranderde Hij in het middel om allen genade te betonen. Aan het kruis verdwijnt alle menselijke trots. Israël heeft daar al haar voorrechten voor lange tijd verspeeld. God had het recht Israël voor altijd als volk te verstoten. Want toen Hij met de vervulling van de belofte naar dat volk toe kwam, antwoordde het met een hard NEE. Hij zal het volk dan na een lange tijd van gericht (oordeel) weer aannemen. Dat zal dan genade zijn, die het volk zal buigen en verbreken. Niets anders zou zoiets zo grondig kunnen doen. Intussen gaf het kruis aan God de gelegenheid om de andere natiën dichtbij Zich te brengen. Natiën, die tot dan toe ver van Hem verwijderd waren. Uit de natiën roept God via de prediking van het kruis nu een groep mensen. Het lichaam, de uitgeroepen gemeente, die op heel andere grond staat. Hier is geen sprake van wedergeboorte. Het is een nieuwe schepping in Christus Jezus 2Cor.5:17; Gal.6:15. In de geest is dat lichaam van Christus al in dat gebied geplaatst. Het is die wereldorde die op het koninkrijk van 1000 jaar zal volgen. In de tijd dat God iets heel nieuws schept. In het aardse koninkrijk gelden nog de 28

voorrechten van het oude verbondsvolk Israël. Maar in die nieuwe schepping hebben ook die afgedaan. En daarom zijn die oude voorrechten nu al achterhaald voor allen, die in de geest in die grote, nieuwe schepping(sorde) leven. Deze betekenis van het kruis konden de twaalf niet begrijpen. Deze waarheid was alleen aan de apostel Paulus toevertrouwd 1Cor.1:18-25; 2:1-10. Deze uitgeroepen gemeente die God nu roept, zal in de komende eeuwen (eonen16) met haar Hoofd regeren te midden van de ophemelsen Ef.1:3;2:4-7; 2Tim.4:18; Fil.3:20. Zij is de grote tegenhanger van Gods zegenkanaal voor de aarde: Israël. Maar in één belangrijk opzicht lijkt zij op het oude verbondsvolk. Net als alle eerstelingen is ze niet het tegengestelde van de anderen. Zij is groot voorbeeld van wat ooit iedereen zal ontvangen. Net als alle andere ‘uitgeroepenen’ is het niet zo, dat de anderen ‘voor eeuwig verloren’ zijn. Maar de roeping is om werktuig te zijn waardoor God anderen bereikt. Zoals alle ‘uitgekozenen’ is zij niet voor zichzelf uitgekozen, maar voor Hem, Die kiest. Om uit te voeren waar Zijn hart zo vurig naar verlangt. Net zoals Hij Abraham en zijn nakomelingen als zegendragers voor alle geslachten van de aarde uitkoos, had Hij ook een zegenkanaal voor andere regionen van het heelal nodig. Eén ding weten wij: bij God is geen verandering, en Hij is ook in Zijn principes van uitkiezing zeker niet veranderd. Wij hebben niet alleen Zijn woord, dat ons vast belooft, dat Hij eens alles in allen zal zijn. Wij hebben ook 16 Zie voetnoot 6 29

in eenieder, die Hij al riep, voorbeeld en garantie van wat Hij aan allen heeft toegedacht. Wie in Israël God en Zijn woord goed begreep, wist dat het Zijn plan was heel de mensheid via het koninkrijk van de Messias te zegenen. Verder reikte het blikveld echter nog niet. Dat een zegen voor de volkeren mogelijk was op basis van de verwerping van de Messias en van de navolgende verwerping van hét volk van het koninkrijk, had niemand vermoed. Dat hoorde alleen Paulus van de verhoogde Heer. Dat is het fundament van zijn boodschap van het kruis. En nu is Paulus’ uitzicht verder verruimd. Hij mag zien wat vóór hem niemand anders zag: niet alleen zal heel de aarde gezegend zijn. Maar álles wat God schiep zal volkomen verzoend zijn, ook de overheden en machten van de ophemelse gebieden Kol.1:20. Zo ver reikt de macht van het kruis. Wie dat nú aanvaardt wordt lid van het lichaam van Christus. Door dat lichaam heen maakt God nu al aan de soevereiniteiten17 en gevolmachtigden Zijn veelvuldige wijsheid bekend Ef.3:10. Degene die nu gelooft, ontvangt niet alleen vergeving van zonden door het bloed van het Lam. Niets minder dan Gods eigen gerechtigheid wordt de gelovige geschonken Fil.3:9. Wie in deze eon18 niet door het kruis bereikt wordt, of wie dat veracht, komt in het gericht. Dan ontvangt de mens wat die overeenkomstig de werken verdient. Die moet de tweede dood in, en wordt pas levend gemaakt en verzoend als er geen dood meer is 1Kor.15:22-28. 17 Grieks: archè, soms vertaald met ‘overheden’; het gaat hier om de top van rangorde of hiërarchie. Archè betekent: begin of oorsprong. 18 Zie voetnoot 10 30

Het is oneindige, onverdiende, gelukkig makende genade, aan dat alles te kunnen ontsnappen. Daarom is echter het lot van de anderen nog niet hopeloos. Het kruis bracht ons geen somberder vooruitzicht dan iemand van het oude verbond had. Integendeel, het heeft de diepten van Gods liefde en genade voor ons geopend. Daarvan kon niemand van ‘de ouden’ iets vermoeden. In het licht van het kruis zien wij nu Gods hart, hoe dat alles omvat wat Hij tot leven riep. En wij zien alles op Zijn juiste plaats, óók de gerichten (oordelen). Zonder gericht kan het schepsel Gods genade niet begrijpen. Daarom móest dat zo zijn, om de weg voor die genade te bereiden. Verwissel niet de verschillende fasen die God inzet op weg naar Zijn doel met het doel zelf. Stap voor stap heeft Hij dit alles geopenbaard. Hoe? Door cirkels steeds ruimer te maken, en de ene openbaring op de andere te laten volgen. Alles op orde zonder tegenstrijdigheid of raadsels. Hij doet dat zo, opdat wij ten slotte alleen Hem nog willen aanbidden. Jezus heeft niet op aarde het laatste woord over hemel en hel gezegd. Voor deze hoogste onthullingen voerde Hij Paulus tot in de derde hemel weg 2Kor.12:2. Laat God aan het woord, geen dwalende mensen. Laten wij aan de aarde laten wat voor de aarde bestemd is. Laten wij God danken, dat wij mogen opzien naar ons Hoofd. Christus is verhoogd boven alle schepselen. Hij, die ons vanuit de heerlijkheid liet verkondigen wat de voleinding van Gods wegen is: GOD ALLES IN ALLEN! A.E. Knoch 31

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
Home


You need flash player to view this online publication