7

Jezus zei tegen Zijn discipelen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden veel zou lijden. En dat Hij gedood moest worden en op de derde dag opgewekt Matt.16:21. Later vertelde Hij ze meer details; dat Hij aan de natiën zou worden overgegeven om bespot, gegeseld en gekruisigd te worden Matt.20:19. Toen was het zover. De hogepriesters en oudsten van Israël hadden Jezus gevangen laten nemen. Het verhoor voor het Sanhedrin schoot niet erg op. En opgestaan zei de hogepriester tot Hem: ‘Antwoord jij níets op wat dezen tegen jou getuigen?’. Jezus nu was stil. En de hogepriester antwoordde en zei tot Hem: ‘Ik bezweer jou op de levende God opdat jij het ons zegt indien jíj de Christus bent, de Zoon van God’. Tot hem zei Jezus: ‘Jíj zegt het. Bovendien zeg Ik jullie, vanaf nu zullen jullie de Zoon des mensen zien, zittend aan de rechterhand van de Kracht en komend op de wolken van de hemel’. Toen1 scheurde de hogepriester zijn bovenkleding open, zeggend: ‘Hij lastert! Wat voor behoefte hebben wij nog aan getuigen? Zie, nu hebben jullie zijn lastering gehoord! Wat menen jullie?’ Zij nu antwoordden en zeiden: ‘Vervallen tot de dood is hij!’ Toen spuwden zij in Zijn aangezicht en stompten Hem Matt.26:63-67 NCV. Dat was in de nacht van de 13e Nisan, de eerste maand van het jaar, op woensdag. Op de eerste avond van deze dag (de dag begon in Israël om 18.00 uur ’s avonds) at de Heer als herinnering aan de uittocht uit Egypte het Pèsach met Zijn discipelen. Hij wees hen er daarbij op, dat het brood Zijn overgegeven lichaam en de wijn Zijn vergoten bloed 1 Letterlijk: destijds 8

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication