29

tot die ander eraan doodgaat.7 Als God haat, houdt dat een resoluut mijden en verafschuwen in. Gods haat is correctief, menselijke haat is destructief. Omdat het Hem persoonlijk raakt, spreekt Hij Zich als Jahweh hierover uit. Jahweh haat het houden van feestdagen en het brengen van offers wanneer dat slechts voor de vorm gebeurt en bovendien door mensen met bloed aan hun handen (Jesaja 1:13-15). Hij haat het wanneer de een kwaad beraamt tegen de ander en de valse eed liefheeft (Zacharia 8:17). Een opsomming van zevental dingen die Jahweh hartgrondig haat, heeft Salomo gegeven (Spreuken 6:16-19): “Zie, zes haat Jahweh en zeven zijn een gruwel voor Zijn ziel: trots verheven ogen, een leugenachtige tong en handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat slinkse plannen beraamt, voeten die zich spoeden om naar kwaad te rennen, een leugenachtige getuige die leugens aanblaast en wie tot geschillen aanzet tussen broeders”. Helaas hebben vele mensen daar geen boodschap aan. Enthousiast propageren zij al wat Jahweh haat langs alle mogelijke kanalen. Langs de weg van beeld en muziek wordt het al bij jonge, onwetende mensen met de paplepel ingegoten. In de verzen 21 en 22 gaat het om haat die de slechte tegen Jahweh koestert, zich niets van Hem aantrekt en het lef heeft de levende God als dood af te schrijven. Gelet op Davids getuigenis in de voorafgaande psalmregels blijkt het echter onmogelijk dat iets buiten 7 Hatred is like taking poison and waiting for the other person to die. Het is gissen wie de auteur van deze frequent aangehaalde uitspraak is. Sommigen wijzen Augustinus aan. 30

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication