101

En mijn vrouw en ik hadden nog steeds helemaal niks. Nauwelijks een dak boven ons hoofd. Toen zeiden mijn vrouw en ik tegen God: ‘Heer, wij willen best gaan, hoor, naar de jungle met gebakken sprinkhanen, maar er moet wel 3000 gulden op tafel komen. Wilt U dat alstublieft geven?’ Misschien zeg je: ‘Maar dat kun je op die manier toch niet vragen?’ O, nee, waarom niet? Wij wel. Gideon deed het ook. Kijk maar in Richteren 6. Hij legde een vliesje op de grond. Deden wij ook. Wij zeiden: ‘Heer, wij vertellen aan niemand dat wij naar Wycliffe gaan. Als u ons 3000 gulden geeft, dan gaan wij naar Wycliffe. En als u ons 2999, 99 gulden geeft, dan gaan we niet naar Wycliffe. 3000 gulden is 3000 gulden.’ Net zoals bij Gideon. Niet half op het vlies en half op het veld. Nee, òf op het vlies, òf op het veld. Wij een paar weken wachten. Er gebeurde niets. Toen, één dag vóórdat de boot naar Engeland vertrok, kreeg ik een telefoontje van een broeder. Een heel lieve broeder. Die ik heel hoog heb staan. Of ik bij hem wat geld wilde ophalen. Ik zei: ‘Natuurlijk, broeder’. Ik dacht: daar zul je het hebben, die 3000 gulden. Van mijn laatste geld kocht ik een treinkaartje. Ik zat, al lofliederen zingend, in het openbaar vervoer. Ik kom bij die broeder. En hij zegt tegen mij: ‘Broeder, de Heer heeft mij in mijn hart gegeven om jou geld te geven.’ 107

102 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication