112

En mijn hart sprong op: dit zijn allemaal mijn broeders! En toen ging ik ’s middags naar een andere kerk. En weer keek ik verrukt rond. Naar weer andere mensen. En mijn hart sprong weer overeind. Weer allemaal nieuwe broeders! En toen ’s avonds weer ergens anders heen. Weer nieuwe broeders … Ik was helemaal overdonderd door het feit dat er zoveel broeders in de wereld waren. Ik wilde ze allemaal omhelzen. En roepen: ‘Heerlijk hè, om een kind van God te zijn. En dat vind jij toch ook …’ Snap je? Hoe wist ik dat ik een kind van God was geworden? Dat was geen abstracte theorie. Zo van: dat staat in de bijbel … Nee, ik had een volkomen nieuw gevoel gekregen. Ik had de broeders lief. Veel wist ik nog niet van God. Maar dát wist ik wel: dat ik onderdeel van een grote familie geworden was. Die tekst uit de brief van Johannes kende ik helemaal niet. Ik was nog zo groen als gras. Een pas geboren baby. Kijk, natuurlijk staat het in de bijbel. Maar het moet wel een realiteit in je leven zijn. Dus als iemand aan je vraagt: ‘Hoe weet je nou, dat God van je houdt?’ Wat zeg je dan? Laat ik het zo stellen. Hoe weet ik nou of mijn kinderen van mij houden? Dat is toch een absurde vraag. Ik leef met hen. En ze laten dag in, dag uit, hun genegenheid aan mij zien. En zo laat God het ook aan jóu zien in je leven. En dat gaan we nu zien aan de aorist … 118

113 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication