115

Want daar stonden èn schapen èn geiten op. En als je dus alleen schapen schildert, of alleen geiten, dan is het dus een waardeloze nabootsing. Misschien wel mooi. Maar waardeloos. Want er moeten èn schapen èn geiten op staan. Er moet dus een duidelijk verschil gemaakt worden tussen een ‘aorist’ en een ‘voltooide tijd’. Maar dat doen de geleerden niet. Het wordt een waardeloze nabootsing. En dan maar roepen: het is zo complex! Nee, zij máken het complex. Nou moet ik erbij zeggen, dat het voor de geleerden niet gemakkelijk is. Want de geleerden zijn opgegroeid met de traditie. Zij hebben niet geleerd zelfstandig na te denken. Zij volgen hun leermeesters. Helemaal goed voor hun boterham. Maar ze hebben wel zand in hun ogen. En ze nemen ons mee. De blinden leiden de blinden. Want de traditionele opvatting van het Nederlands helpt de geleerden ook niet echt. En daar beginnen de problemen. Het woord ‘kaleō’ betekent volgens de traditie: ‘ik roep’. Onvoltooid tegenwoordige tijd. Dank je de koekoek. ‘Ik roep’ is helemaal geen onvoltooid tegenwoordige tijd. O, nee? Nee, ‘ik roep’ is een aorist. Weet u wat onvoltooid tegenwoordige tijd is? ‘Ik ben aan het roepen.’ Dat is onvoltooid. Als iemand in de zaal aan mij vraagt: ‘Waar ben je nu in ’s hemelsnaam mee bezig?’ Dan zeg ik: ‘Ik ben aan het uitleggen.’ 121

116 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication