125

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft …” Zoals u ziet, staan er in onze vertaling twee voltooide tijden. ‘Heeft gehad’ en ‘heeft gegeven’. Voltooide tijden hebben een dubbele bodem. Het spreekt van het verleden. Maar met de vraag: ‘Wanneer?’ De vraag zou dan moeten zijn: ‘Wanneer heeft God de wereld dan liefgehad?’ En dan is het antwoord natuurlijk: ‘Toen Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’ Dat is dan opnieuw een voltooid tegenwoordige tijd. Dan rijst de vraag weer: ‘Wanneer heeft Hij zijn eniggeboren Zoon dan gegeven?’ Toen zijn Zoon in Bethlehem geboren werd? Of toen Hij aan het kruis stierf? Of, zoals sommige theologen zeggen: ‘van eeuwigheid af’? Allemaal heel knappe redeneringen. Maar als er een Bereeër langs komt, dan zegt deze: ‘Mag ik eerst even de Schriften nagaan, of deze dingen wel zo zijn?’ En wat zie je dan? Dat er in de grondtekst, in het Grieks, staat: ‘ēgapēsen’ (Hijheeft-lief) en ‘edōken’ (Hij-geeft), twee aoristen. Niet: ‘Hij heeft liefgehad’: ‘ēgapēken’. Maar een aorist: ‘ēgapēsen’: ‘Hij heeft lief’. Het woord ‘edōken’ is volgens de grammatici een irregulaire aorist (vanwege de k), maar nog steeds een aorist, dus: ‘Hij geeft’. Weet u, uw geloof is niet gebaseerd op gebeurtenissen uit het verleden. Uw geloof is gebaseerd op feiten. God zegt: ‘Ik heb de wereld lief’. Punt. En daarom geef ik mijn eniggeboren Zoon. Punt. Twee feiten. 131

126 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication