186

Die rijk is aan erbarming. Want ik was dood door mijn overtredingen. Maar God heeft – in zijn grote liefde – mij levendgemaakt met Christus. En Hij geeft mij – in Christus – een plaats in de hemelse gewesten. Heel dicht bij Zijn hart. Dát is on-be-grij-pe-lijke genade. Wij zijn er zo aan gewend dat wij bij God een voorkeursbehandeling krijgen, dat we ons niet meer realiseren hoe uitzónderlijk die genade is. Wij vinden die genade heel gewoon. En omdat we dat heel gewoon vinden, worden we eigenwijs. We denken dat wij alleen de waarheid hebben. We gaan ons beroemen tegen de takken. We zeggen: ‘Die Joden verwerpen Christus. Zij kunnen niet vol van God zijn.’ Weet u wat Paulus zegt? Wees toch niet hoogmoedig, maar blijf bij de vriendelijkheid … Ik wil het graag nog één keer herhalen. Onze rabbijn dient God met zijn hele hart. Hij is – om het met de woorden van Henk Binnendijk te zeggen – ‘vol van God’. Maar God heeft hem onder ongehoorzaamheid besloten. Hij kán niet tot geloof in Christus komen. Want God heeft hem ogen gegeven om niet te zien. En oren om niet te horen. Hoe hard deze rabbijn ook tot God roept, hij zal niet gerechtvaardigd worden. Waarom niet? Opdat wij ontferming zouden vinden. Daarom krijg ik kippenvel, als ik de chassidim bij de Klaagmuur zie staan. Hún tekort is ónze rijkdom. De ogen van Israël zijn verduisterd, zodat zij niet zien. Dat is gebeurd, opdat hún verwerping ónze verzoening zou zijn. 193

187 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication