188

O, broeders, was dát maar waar. Gingen we maar aan de overkant aan hem voorbij. Nee, we gaan bij hem staan. We zeggen tegen hem: ‘Eigen schuld, dat je daar ligt … Moet je Christus ook maar aannemen.’ En dan geven we hem een trap na. We zeggen tegen hem: ‘Wie Jezus verwerpt, verwerpt God die Hem gezonden heeft. Jij kunt nooit “vol van God” zijn …’ Weet u, ik vind dit werkelijk hártverscheurend. Het is wel een geliefde van God, die daar ligt, hoor … God móest hem wel wegbreken. Anders kon hij óns niet enten. Waarom zijn we zo onbarmhartig tegen Gods geliefde? Waarom zijn we niet met ontferming over hem bewogen? Waarom verbinden wij zijn wonden niet met Psalm 130: ‘Broeder, hoop op HaShem, want bij HaShem is goedertierenheid, bij Hem is veel verlossing. Hijzelf zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.’ Waarom gieten we niet verzachtende olie op de wonden met Psalm 129: ‘Broeder, wij zegenen jou in de naam van HaShem.’ Waarom geven we hem geen wijn met Psalm 143: ‘Broeder, HaShem zal het voor jou voleindigen.’ Laten we de rabbijn bij de Heer van de herberg brengen. En zeggen: ‘Verzorg hem alstublieft. En als u meer kosten moet maken, dan zal ik ze vergoeden.’ De kosten vergoeden? Hoe bedoel je? De laatste tijd lees ik in de EO-Visie weer veel oproepen tot gebed. Voor een opwekking in onze kerken. Ach, broeders, laten we toch ophouden met al dat navelstaren. Laten we tot God gaan. En tegen Hem zeggen: ‘Heer, verzorg Israël alstublieft. En als U meer kosten moet maken, laat ons dat dan vergoeden. Als U hem groter moet maken, maak ons dan kleiner ...’ 195

189 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication