205

Ouweneel laat zien, dat aan de hand van de woorden ‘aiōn’ (aeon) en ‘aiōnios’ (aeonisch), er een ‘eeuwige straf’ bestaat, namelijk een eindeloze, ononderbroken hellestraf. Dit hoofdstuk, hoofdstuk 2 dus, is het hart van deze brochure. De weergave van de ‘Schriftuurlijke leer’, zoals hij dat noemt. Het derde en het vierde hoofdstuk behandelen ‘andere moeilijke leerstellige vragen’, zoals broeder Ouweneel het noemt, maar deze leerstellige vragen komen voort uit niet rechtstreeks aan de Schrift ontleende argumenten. Deze niet rechtstreeks aan de Schrift ontleende argumenten zijn voor mij niet zo interessant, omdat de wijsheid van deze wereld dwaasheid is in de ogen van God. We zullen ons dan ook concentreren op, wat onze broeder noemt, ‘de meest klare en duidelijke getuigenis van Gods Woord met betrekking tot de eindeloosheid van de hellestraf voor alle verlorenen.’ In hoofdstuk 2 ziet broeder Ouweneel dan een groot aantal Schriftplaatsen, die duidelijk maken, dat die straf ‘eeuwig’ is. En terecht merkt onze broeder dan op, dat dit woord ‘eeuwig’ onder de loep genomen moet worden, omdat de alverzoeningsleer dit woord ‘eeuwig’ in beperkte zin neemt, een beperkte tijdsduur, dus. Broeder Ouweneel vindt dat dit tot een nogal ‘technische’ uiteenzetting leidt, maar gezien het enorme belang van het onderwerp, gaat hij dit niet uit de weg. Wij zeggen hier hartgrondig ‘amen’ op, broeder. Om voor u de zaak helder uiteen te zetten, lieve aanwezigen, heb ik de Schriftverwijzingen, die broeder Ouweneel aan ons geeft, volledig voor u uitgewerkt. Waarom heb ik dat gedaan? Als iemand het boekje van broeder Ouweneel over ‘alverzoening’ aan u geeft, dan wordt het duidelijk – als u dat dan leest, of, als iemand het er over heeft – , dat het gaat om hoofdstuk 2. Het gaat vooral om wat de woorden ‘aiōn’ en ‘aiōnios’ betekenen. 213

206 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication