216

Op z’n minst deze (zeer grote) categorie mensen (zegt hij) zal dus eindeloze hellestraf ondergaan. Daarmee (zegt hij) is het absolute universalisme in feite al weerlegd. Dit staat nog te bezien. Ik wil op dit punt even een korte opmerking maken. Het is op zijn minst merkwaardig te noemen dat de bijbelvertaling, en ook broeder Ouweneel, het woord ‘eeuwigheden’ gebruikt, aangezien dan een ‘eeuwigheid’ een einde moet hebben, om aan de volgende ‘eeuwigheid’ te kunnen beginnen. In dit verband kan dan moeilijk de betekenis ‘eindeloos’ voor een ‘eeuwigheid’ gebruikt worden. De betekenis van het woord ‘eeuwigheid’ is dus niet zo waterdicht als broeder Ouweneel ons wil doen geloven. Nu kijken we naar het bijvoeglijk naamwoord ‘aiōnios’, ‘eeuwig’, dus. Broeder Ouweneel zegt: Hier is de balans nog veel verder doorgeslagen van ‘eeuw’ naar ‘eeuwigheid’. Slechts in drie plaatsen (zegt hij) hangt ‘aiōnios’ samen met de betekenis ‘aiōn’ als ‘eeuw’, dat is: een beperkte tijdsperiode. De verwijzingen, die hij geeft, heb ik eveneens uitgewerkt. Als eerste noemt hij Romeinen 16:25 “kata apokalupsin mustēriou chronois aiōniois sesigēmenou”. In onze NBG-vertaling: ‘naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen.’ Er staat niet: ‘eeuwenlang’, maar: “chronois aiōniois”: ‘eeuwige tijden’. Dit is natuurlijk lastig, want hoe rijm je nou ‘tijd’ met ‘eeuwigheid’. Daarom rangschikt broeder Ouweneel deze ‘aiōnios’-vorm bij de beperkte tijdsduur. 224

217 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication