218

Ziet u dat? ‘Dat eeuwige leven in Daniël 12:2,’ zegt broeder Ouweneel, ‘kan eventueel nog, Oudtestamentisch gezien, met het Messiaanse rijk op aarde verbonden worden.’ ‘Dus, in die zin’, zegt hij, ‘moet dit beperkt in de tijd worden opgevat.’ Nu wil ik even een vraagje stellen. Broeder, zou dan het ‘eeuwige leven’ als beperkt in de tijd opgevat mogen worden, en ‘eeuwig afgrijzen’ niet? Zo maar even een vraagje. Nu gaat onze broeder verder. Hij zegt: ‘Zelfs in dit geval echter hebben we geen enkele aanwijzing in de Schrift dat een gelovige ná de “toekomende eeuw” dat leven zou kunnen verliezen, integendeel, in feite bezitten zij het eeuwige leven dus wel degelijk tot in alle eeuwigheid.’ ‘Amen, broeder,’ zeg ik, ‘heel juist!’ ‘Maar’, zegt hij, ‘waar de Here Jezus deze uitdrukking met name in het Johannes-evangelie verbindt met de hemelse dingen, is in ieder geval elke beperking in de tijd volstrekt onmogelijk.’ Heel mooi gezegd. Maar is het ook waar? Laten we de verwijzingen, die hij ons geeft, eens nader bestuderen. Als eerste geeft hij Johannes 10:28 “… en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid …” Johannes 10:28 “… kagō didōmi autois zōēn aiōnion kai ou mē apolōntai eis ton aiōna …” De tweede verwijzing die hij geeft is Johannes 11:26 “… en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven …” 226

219 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication