Johannes 11:26 “… kai pas ho zōē kai pisteuōn eis eme ou mē apothanē eis ton aiōna …” Dan zeg ik dus: ‘Het is jammer dat broeder Ouweneel Johannes 6:40 niet als verwijsplaats noemt. Want daar staat: “… dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.” Johannes 6:40 “… pas ho theōrōn ton huion kai pisteuōn eis auton echē zōēn aiōnion kai anastēsō auton egō en tē eschatē hēmera …” Deze verwijzing gebruikt broeder Ouweneel niet. Dat is jammer. Want Johannes 6:40 verklaart heel veel. Heeft een gelovige wel het eeuwige leven? Antwoord: Nee, want Christus zegt: ‘(op)dat hij eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage’. Let even op de volgorde. Een besnijdenis-gelovige gaat dood. Hij heeft dan helemaal geen eeuwig leven. Maar hij wordt, exact volgens de woorden in het boek Daniël, hoofdstuk 12:13, “opgewekt ten jongsten dage”. En dán krijgt hij het eeuwige leven. Begrijpt u? Nu komt het ragfijne sjaaltje heel dicht bij het lemmet van het zwaard. Nog eventjes … De gelovige, zegt broeder Ouweneel, die weet voor de hemel bestemd te zijn, bezit dan ook: ‘een eeuwige behoudenis’ “sōtērias aiōniou” (Hebreeën 5:9); ‘een eeuwige verlossing’ “aiōnian lutrōsin” (Hebreeën 9:12); ‘een eeuwige erfenis’ “aiōniou klēronomias” (Hebreeën 9:15); verwacht ‘een eeuwig huis’ “oikian aiōnion” (2 Korintiërs 5:1); krijgt ‘eeuwige heerlijkheid’ “doxēs aiōniou” (2 Korintiërs 2:10); 227
220 Online Touch Home