25

En als die broeder dan wel eens ’s nachts wakker werd, dan ging hij bij zichzelf na, of hij die dag God wel zeven maal verheerlijkt had. En als hij dan tot de conclusie kwam, dat het zes keer was geweest, dan ging hij zijn bed uit om het tekort aan te vullen. Misschien glimlacht u hierom, maar die broeder wist, waar hij mee bezig was. Ik vraag het u nog een keer: ‘Hoe vaak verheerlijkt u God?’ Laten we die vraag eens van een andere kant bekijken. Wat is dat: God danken? Nu zegt u: ‘Dat is toch niet zo moeilijk, broeder, gewoon God dankbaar zijn voor iets en dan “dank U wel” tegen Hem zeggen.’ Toch? Hoe vaak dankt u God? Kent u 1 Tessalonicenzen 5:18? Daar staat: “Dankt God onder alles.” Onder alles? Ja, onder alles. En alles is alles. Bent u gezond? ‘Dank U, Heer, dat ik gezond ben.’ Hebt u een goede baan? ‘Dank U, Heer, dat ik een goede baan heb.’ God danken voor de goede dingen in uw leven. Dat spreekt voor zich. Toch? Wel doen, natuurlijk … Schijnt de zon? ‘Dank U, Heer, dat de zon schijnt.’ Regent het? Niet: wat een rotweer! Maar: ‘Dank U, Heer, dat het regent.’ 28

26 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication