292

Dat wil zeggen: tijdens het uitspreken van de geloofsbelijdenis zet ik in gedachten de verkeerd geplaatste uitspraken weer juist op elkaar. En als tijdens het zingen de onjuiste teksten van de liederen instorten, maak ik in gedachten weer een nieuw beginnetje. En als de voorganger, de pastoor, of de dominee, begint te praten, dan laat ik zijn onsamenhangende zinnen als de golven van de zee over mij heen komen. En als de dienst afgelopen is, dan slaak ik een zucht van verlichting. En draag ik die christelijke gemeenschap weer aan God over … Misschien vindt u mijn beschrijving van een kerkdienst stuitend. Weet u wat stuitend is? Dat de kerkgenootschappen een vorm van godsvrucht hebben, maar de kracht ervan verloochend hebben. Dat de kerkgenootschappen dwaalgeesten volgen. Die dwaalgeesten spreken over ‘de eeuwige straf’, ‘de onsterfelijke ziel’, ‘de vrije wil’ … Dat de kerkgenootschappen leringen van demonen volgen. Die demonen spreken over de ‘hel’ en de ‘Drie-eenheid’ … Dat is pas ècht stuitend. Ik heb jarenlang in de kerken gezeten met een toegeeflijk gevoel voor de taal van kleine kinderen. Maar de laatste tijd voel ik een innerlijke verontwaardiging in mij opkomen. Die taal van kleine kinderen is namelijk godslasterlijk. God wordt in de kerken volstrekt verkeerd voorgesteld. Eigenlijk wordt God in de kerken voortdurend gesmaad. Het wordt hoog tijd dat daar een einde aan komt. Maar als je wilt dat daar een einde aan komt, dan moet je het wel in het openbaar uitspreken. Je toehoorders vertellen dat in de kerken God gesmaad wordt. En dan bestaat de kans dat de aanwezigen zich ‘gekwetst’ voelen. 302

293 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication