320

Anders wordt hij medeschuldig aan de wetsovertredingen van de aangeklaagden. Een rechter moet recht spreken. Als iemand onschuldig is, dan wordt hij door de rechter vrijgesproken. En als iemand schuldig is, dan wordt hij door de rechter veroordeeld tot een gerechtvaardigde straf. In de setting van de rechtbank in Romeinen 3:19-26 is er geen ruimte voor vergeving. Er is alleen ruimte voor rechtvaardiging of veroordeling. Ik vat deze verzen nog even samen. In vers 19 is de hele wereld gedagvaard. Zij zijn onder de rechtspraak voor God. De akte van beschuldiging is voorgelezen. De aangeklaagden krijgen de gelegenheid zichzelf te verdedigen. Tijdens hun verdediging zagen zij in dat de aanklachten gegrond waren. En dan spreekt de aanklager zijn requisitoir. Hij zegt dat de strafbare feiten in de akte van beschuldiging tot de volgende strafeis komen. God kan op basis van de beschuldigingen de aangeklaagden niet rechtvaardigen, niet vrijspreken. Want vanuit werken van een wet zal niemand voor God gerechtvaardigd worden … En dan komt de advocaat van de verdediging naar voren, om nieuw feitenmateriaal te presenteren. We gaan nu dat feitenmateriaal nauwkeurig bestuderen. Romeinen 3:21 (aangescherpte vertaling): “echter, nú, is, los van een wet, rechtvaardigheid van God openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen …” U ziet het eerste woord in deze zin, het woordje ‘echter’. Volgens het woordenboek is het woordje ‘echter’ een voegwoord ter verbinding van twee zinnen, waarbij de tweede zin opkomt 331

321 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication