347

Ik ben nu, op dit moment, aan het telefoneren. Ik heb de ene handeling vervangen door een andere handeling. Het is zelfs de vraag of ik de oorspronkelijke handeling, het vertalen van Gods Woord, weer op zal pakken. Want wij weten niet hoe de toekomst zal zijn. En dan roept mijn vrouw vanuit de huiskamer: ‘Kom je? We gaan eten.’ En dan roep ik terug: ‘Ik kom zo, ik ben nog even aan het telefoneren.’ Met die woorden geef ik aan mijn vrouw aan, dat op dit spreekmoment, telefoneren mijn handeling is, en niet het vertalen van Gods Woord. Even later zitten mijn vrouw en ik aan tafel. Ik ben nu niet meer aan het telefoneren. Ik ben nu aan het eten. Ik heb, op dit moment, de handeling van het telefoneren vervangen door de handeling van het eten. Dit geeft aan hoe vluchtig de handeling in de onvoltooid tegenwoordige tijd kan zijn. Een handeling kan, zomaar, plotseling, afgebroken worden. En vervangen worden door een andere handeling. Die andere handeling kan ook zo maar afgebroken worden. En vervangen worden door weer een àndere handeling. Misschien wordt een bepaalde handeling nooit meer opgepakt. Want wij weten niet hoe de toekomst zal zijn. Wij verrichten handelingen dus niet alleen als feiten. Wij verrichten die handelingen ook in momenten van de tijd. Wij gaan van moment tot moment. Het heden is ingeklemd tussen het verleden en de toekomst. Het verleden is net geweest. En de toekomst komt er zo aan. Het heden is iets vluchtigs. Daarom zijn ook onze handelingen in het heden iets vluchtigs. 358

348 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication