88

Het woord ‘engel’ zegt op zich helemaal niets. Want het is een klanknabootsing van ‘angelos’. Maar een ‘aggelos’ is een ‘boodschapper’. Nu gaan de bijbelvertalers vertalen. En laten we zo’n ‘aggelos’ dan eens bekijken. In Matteüs 1:20 zien we dan: “Toen die overweging bij hem (dat is Jozef) opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom …” Kijk, daar heb je zo’n ‘aggelos’. Een ‘aggelos kuriou’, een ‘engel des Heren’. Nu gaan we naar Lucas 7:24 en daar lezen we: “Toen de boden van Johannes vertrokken waren …” En dan lezen we in de Griekse tekst ook het woord ‘aggelos’ . Hé, dat is vreemd. ‘Aggelos’, dat zijn toch ‘engelen’? Ja, zeggen de vertalers, maar om die boden van Johannes nou ‘engelen’ te noemen, dat gaat ons een beetje te ver. Dat kunnen geen ‘engelen’ zijn, dat moeten wel ‘boden’ zijn. Wordt er hier voor u gedacht, of eh … hoe zit het? Weet u wat hier het probleem is? Heel veel broeders weten, dat een ‘aggelos’, een ‘engel’, eigenlijk een ‘boodschapper’ is. Want u zegt tegen mij: ‘Broeder, dat weet ik al lang, dat een engel een “boodschapper” is.’ Nou, als u dat weet, waarom past u dan uw vocabulaire niet aan? Nou, ik weet wel waarom u dat niet wil. Want dat vindt u jammer. Want dan bent u uw engelen kwijt … Maar weet u wat het probleem is? Als je ‘engel’ blijft zeggen, dan praat je als een kind. Dan denk je dat een engel vleugels heeft. Broeders, boodschappers hebben geen vleugels. Ja, zegt u, maar die engelen in de tabernakel, dan, en in Ezechiël, die hadden toch vleugels? 94

89 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication