22

4 Gaat in Zijn poorten in dankbetoon, Zijn hoven in lofzang! Prijst (Strongnr. 03034) Hem! Zegent Zijn Naam! Ook deze oproepen gelden, gelet op vers 1, de gehele aarde en niet alleen aan Israël. Voor de gehele aarde staan de poorten open. Alle heidenen hebben echter uitsluitend toegang tot de aan hen toegewezen (voor)hof, de “voorhof van de heidenen”, en de Joden tot de hoven waar het volk Israël en de priesters hun plichten mogen vervullen. Maar ongeacht wie in welke van de hoven staan - állen kunnen daar God loven, prijzen en Zijn Naam zegenen. “Prijst” is een werkwoord dat van de ca. 120 vindplaatsen ca. 70 maal in de Psalmen voorkomt. De stam, iadáh, drukt een “werpen”, iets uitbundigs uit. Blijkens de context gaat het om het eruit gooien van emoties van blijdschap, dankbaarheid, liefde, alles samengebald in het vertaalwoord “prijzen”. De Septuaginta heeft hiervoor het werkwoord exomologeô gebruikt. Dit Griekse woord, Strongnr. 1843, komen wij ook in de brieven van Paulus tegen: Romeinen 14:11 en 15:9, Filippenzen 2:11. Het behelst daar specifiek een huldigen, een belijden en erkennen als een vorm van lofprijzing. Zoals eerder opgemerkt, is deze psalm profetisch. De woorden van dit vers roepen het beeld op van Gods tempel. Maar welke Tempel? De tabernakel kende geen hoven waar ook heidenen mochten komen, maar was een huis van God te midden van het door Hem gevormde volk Israël. Het gaat ook niet om het Jeruzalem dat in de vijfde, laatste eon, zal zijn, omdat daarin geen tempel voorkomt. De tempel die Salomo bouwde, beantwoordt evenmin aan het mondiale perspectief van deze psalm. Maar wanneer wij de boodschap van de verzen 1 en 4 in aanmerking nemen en vooral in vers 5 de zinsnede “tot in de eon”, kan het niet anders gaan dan om de Tempel in de vierde eon, de eon van het duizendjarig Koninkrijk. 23

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication