wordt, kunnen we ons moeilijk voorstellen dat David zichzelf daarmee niet vergeleken zou hebben. David wist immers uit ervaring hoezeer het leven van schapen van de zorg van de herder afhing. Schapen zijn al sinds mensenheugenis als huisdier gehouden en zijn niet meer in staat om in de vrije natuur zelfstandig te overleven. Schapen missen het vermogen om zelfstandig naar water en voedsel te speuren. Zij kunnen zich evenmin tegen hun vele natuurlijke vijanden verdedigen. Een schaap dat door een val op zijn rug komt te liggen, wacht een zekere dood als het niet overeind geholpen wordt. Waarin schapen tekortschieten, daarin voorziet de herder. De herder is voor zijn schapen van levensbelang. Hoogstwaarschijnlijk had David bij deze psalm het Judese landschap voor ogen. Dat geeft in onze tijd een grotendeels bergachtige, dorre aanblik. Toch moet er in zijn dagen meer groen te zien zijn geweest dan nu, vooral in de regio van Bethlehem (letterlijk: "broodhuis") waar David is opgegroeid. David wist als herder hoe belangrijk zijn taak was om de schapen elke dag van voldoende water, voedsel en veiligheid te voorzien. De herder bepaalt wat goed voor de kudde is. Anders dan in de westerse wereld drijft de herder de schapen niet voor zich uit, maar gáát voor ze uit. Hij leidt ze met zijn stem (zie Johannes 10:3-4). Al roepend voert hij ze naar groene plaatsen, is voortdurend alert op gevaar, behoedt de schapen voor afdwalen en let constant op hun welzijn. Dat maakt het beeld van de herder die zich voor zijn schapen inzet des te sprekender en verhoogt de bijzondere schoonheid ervan. Het is een beeld dat laat zien wat Jahweh voor Israël betekent. Het laat een kant van God zien die ook voor ons, onbesnedenen, goed is te kennen. God laat in Zijn schepping niets aan stom toeval over! Na David is het beeld van God als herder nog vele malen in de Schrift toegepast, onder meer in Psalm 80, Jesaja 40:11 en Ezechiël 34. Het beeld en de profetieën worden in al hun glorie 9
9 Online Touch Home