11

2. Men zoekt de oorzaak in het verleden We gaan het hebben over Johannes 9, maar dan zie je ook even wat daaraan voorafgegaan is. Hij kwam uit, Hij ging vanuit de tempel, Joh.8:59b en dan staat er (letterlijke weergave): “En passerende (voorbijgaande) nam Hij waar een mens …”. Joh.9:1a Dat ‘passerende’ verbindt het voorgaande hoofdstuk met hoofdstuk 9, zowel geschiedkundig als thematisch. Dat wil zeggen typologisch of qua betekenis, qua onderwerp, sluit het één op het ander aan. Terwijl de Heer dus de tempel verlaat – dat was op een sabbat weten we uit het vervolg – “nam Hij een mens waar”, zo staat het er. (Grieks > énas ánthropos : een mens.) En die man was blind (letterlijk) “vanuit geboorte”, sinds zijn geboorte. Hij werd geboren en toen reeds, was hij blind. Hij had dus nog nooit gezien. Je leest wel vaker in de Bijbel dat de Heer de ogen van blinden opende, maar deze man was blind vanaf zijn geboorte en dan lees je: de Heer nam een mens waar. En als er staat: “Hij nam waar”, is dat niet alleen een observatie. Als de Heer iets of iemand ziet, dan ziet Hij hem ook zítten. Dat bedoel ik dubbelzinnig, dat is heel mooi. Onlangs had ik het over het woordje ‘voorzien’. God voorziet de dingen. Hij ziet van tevoren dat wat er gebeurt, dat is ‘voorzien’. Ja, maar als God voorziet, dan gééft Hij ook. Dan is Hij daarbij betrokken en dan geeft Hij wat nodig is; Hij voorziet! Dat is dus dubbel. Dat is veel meer dan alleen maar: Hij weet van tevoren wat er gaat gebeuren. Hij ziet dat, Hij neemt dat waar, en 15

12 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication