Mij hebt overtreden, want dan zal Ik uit uw midden uw hoogmoedig juichenden verwijderen. En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg. 12 En Ik zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de naam des Heren. Calvijn stelt dat het volk Israel geheel verstrooid was tot kleine groepen, die allemaal weer hun eigen verhalen hadden los van elkaar. Het was dus geen eenheids-worst. Het liep allemaal in verschillende lijnen. Ook in Ethiopië waren de ballingen van het volk Israel terechtgekomen, tot verre volkeren, en zij zouden dus terugkeren vanuit dit land van honger, wat ook een beeld is dat alleen zij die hongeren ware aanbidders van God kunnen worden, zij die minderen. Dit is het ware offeren. Alleen dan zullen de hoogmoedigen verwijderd worden, en zij zullen dus allereerst als kaf verzameld worden, wat we nu in de wereld zien gebeuren. Soort zoekt soort, en dit is een teken van groot oordeel. Laten we komen tot het ravijn van Calvijn om daarvan de dieptes te begrijpen. We moeten loskomen van de geweldadige, tuchteloze, overmoedige hananjaitische calvijn, en komen tot de sefanjaitische calvijn, oftewel de jeremiatische-ismaelitische calvijn. Calvijn is te belangrijk in de filosofie om zomaar overboord te kieperen. Calvijn was de Mohammed van het zwaardere reformatorische christendom, het calvinisme. Net zoals de islam had het calvinisme vijf zuilen. Hoofdstuk 12. Vertrouwen of het heilige vreemde ? Adam kwam tot de boom van Assur, van het vreemde (zuwr), als een voorteken van de Assyrische ballingschap, en ook als een beeld van het middaggebed van de islam, de zuhr. Zo werd hij tot Edom, het volk van Ezau, wat ook bekend stond als het volk van de wijzen. Adam ging tot een andere dimensie, namelijk de Ismaelitische. De bijbel kan heel dualistisch gelezen worden, omdat dit het karakter is van de grondtekst. Calvijn stelt ook dat zij een wreed volk zijn in zijn commentaar op Abadja. Hij denkt daarbij aan Psalm 137:7 die hij vertaald : Gedenk aan de kinderen van Edom op de dag van Jeruzalem, die zeiden : ontbloot, ontbloot tot de fundamenten toe. Edom heeft nog steeds Adam als wortelwoord, die de naakte is in het paradijs, oftewel de ontmaskerde, de geopenbaarde. Voor de man is de naaktheid ook de ballingschap (gly). Het is de overweldiging, waardoor de man niet meer kan schuilen. Toen Adam had gezondigd kon hij niet meer schuilen, alleen nog maar bij God zelf, die ook demonen verscheurde opdat Adam een bedekking had. Ook bedekte God Adam met de aarde. Adam was immers uit de aarde voortgekomen, en zou ook tot de aarde wederkeren. Adam kon niet vluchten. We kunnen Abadja's woorden tot Edom ook positief lezen :
200 Online Touch Home