235

Hoofdstuk 25. de tranen van ezau en de egyptische wortels De oerchaos is de code die de ware realiteit draagt, en is het ingewikkelde beveiligingssysteem. Het kan niet lineair komen, want dan is alles verloren. Het is een zuiveringssysteem, als een bliksemafleider. Alles wordt zo geleid tot de waarde waarin het verwerkt kan worden. Voor Ezau was er geen genade meer. Hij had zijn eersteboorterecht verkocht, en zocht het onder tranen, maar tevergeefs. Er was geen plaats meer voor berouw. Natuurlijk had hij berouw, maar de zaken waren al gedaan, dus er was geen weg terug meer. Ook Ezau was een verstotene, net zoals Ismael, en was de vijand van God, want 'God had Jakob lief, maar haatte Ezau.' Waar was dit voor nodig, want klaarblijkelijk had dit een diepere betekenis, en hebben de christenen het niet begrepen. Zei Jezus ook niet eens : 'Mijn god, mijn god, waarom hebt gij mij verlaten ?' Aan het kruis was hij gelijkvormig geworden aan de satan, en daarom een verstotene. De toorn van god rustte op hem. Hij was een vijand van god geworden. En zei ook David niet eens : 'mijn god mijn god waarom hebt hij mij verlaten ?' Esav was de hebreeuwse naam voor Ezau, dus gewoon Sv oorspronkelijk, wat dus uit India komt, van Siva, wat een gelijksoortig verhaal is, want ook Siva ging diep de wildernis in met een bedelkom, om zo tot de godin parvati te komen, waarmee hij geboorte geeft aan ganesha, de god met het olifantenhoofd, als beeld van de wachter van de tong, oftewel de diepere egyptische mysterieen omtrend kain. Ook Kain was een verstotene en kwam aan in het land Nod. Ook Kain klaagde en weende over zijn lot. Het loopt allemaal parallel aan het ishmael verhaal. Moet de mens niet eerst verstoten worden, loskomen van waar hij vandaan kwam ? De mens moet komen tot het vreemde, en komt daar niet zonder de verstoting. De mens zoekt het dan onder tranen maar zal het niet vinden, totdat het vreemde hem opneemt. Wee de mens die tot de normale stadsgoden komt in plaats van tot de vreemde wildernisgodin. Als de mens niet verstoten wordt en iedereen spreekt maar wel over hem, dan is er iets goed mis. Ezau weende bittere tranen, en ging rond met de bedelkom, want dat is de enige weg om tot de natuurgodin te komen. Uiteindelijk zien we dan weer de verzoening tussen Jakob en Ezau, en spreken we van de kus van Ezau, een kus als een mengsel van dikke saliva en tranen. Het zijn twee kanten van dezelfde munt. Daarom moet de mens soms eerst de hoop geheel verliezen. Een mens in wanhoop is de ware vruchtbare bodem, niet de mens in valse, overmoedige zelfverzekerdheid. Daar kan niks meer bij. Valse hoop zou de mens nog teveel vast laten houden aan de stad. Ezau zocht het onder tranen. Hij was een gebroken man. Ook David heeft deze tranen gekend, en ook Jezus. Het zijn de tranen van de verstoten Ishmael. Maar alleen zo komt de mens tot het vreemde. In tranen zal de mens het ontvangen, opdat de mens het niet corrupt zal kunnen maken. Ezau had het juiste deel gekozen : de bedelkom. Hij gaf niet om eerstgeboorterecht, sociale status, familie posities. Ezau was de hongerende. Hij was de wildernis man. Hij stond niet te protsen in de stad. Nee, hij ging de eenzame wildernis in om op jacht te gaan naar de dingen die waren verloren en vergeten, om op zoek te gaan naar zijn ware identiteit. Hiervoor hongerde hij. Ezau was een

236 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication