344

Maar dat kan toch helemaal niet ?' zeiden ze van elkaar. En de ene verbaasde en verwonderde de ander nog wel meer. Waren dit slechts schijngevechten ? Ze deden elkaar in ieder geval niet op de brandstapel eindigen. Het was een totaal andere oorlog dan die van de religies. Ze vuurden elkaar aan, inspireerden elkaar, maakten iets moois van elkaar. De één werd het werk van de ander. Ze versierden elkaar. Maar vooral keken ze langs elkaar heen. Ze wilden helemaal geen nieuwe samenleving of nieuwe groep. Ze wilden een ongroep, een onreligie. Het waren eenlingen. Ze zochten de boodschap in de verloren dieptes van henzelf, want waar zouden ze anders zijn ? Was er dan ook nog zoiets als een on-ik, wat toch dan weer een ik was, maar dan een ander soort, een beter soort, een nuttiger soort, als een oorspronkelijk, authentiek natuur ik ? Ze waren huiverig naar wat taal kon doen, vooral als het door velen werd gesproken, want zo werden de massa's gecommandeerd. Maar toch wisten ze ook dat ze taal wel moesten gebruiken, en daarom zouden ze een nieuwe taal moeten maken, nieuwe definities moeten geven, als een filosofisch woordenboek : de ontaal. Was er een andere realiteit die ze over het hoofd hadden gezien ? En waren ze wel klaar voor die realiteit ? Zou die realiteit wel te stoppen zijn, of zou het hen grijpen en meesleuren ? De Duitse filosofen zagen grote golven komen die het denken zouden grijpen en meesleuren, maar waar naartoe ? Was dit de evolutie van het verstand ? Was de mens nu pas eindelijk aan het ontwaken na alle botte nachtmerries, of zou het slechts een nieuwe nachtmerrie zijn, of zo'n mooie droom die daarop uitliep ? Het zou altijd anders uitpakken dan je van te voren zou denken, want het denken van de mens was maar klein, zeer klein, met weinig voortekenen. Het zou een complete verrassing zijn. Een volwassene zou een kind niet veel duidelijk kunnen maken over de volwassen wereld, zoals de filosofen niet veel duidelijk konden maken aan de zogeheten volwassenen. Moest er een nieuw niveau komen, het niveau van de Duitse filosofen ? De Duitse filosofen waren zo overtuigd van hun werk, en van de waarde van hun twijfel en ontrouwen dat ze dit als een basis legden voor de wedergeboorte en ontwaking van ieder mens. De mens kon niet zonder de Duitse natuur die zich had geopenbaard. De mens was in die zin bestemd om Duitser te worden. Dat was niet iets letterlijks, maar iets metaforisch, iets abstracts. Het was als het Hegeliaanse sprookje van Alice in wonderland (1865) : Dat wat het is is het niet. Ze vierden geen verjaardagen, maar alleen hun onjaardagen. De mens ging namelijk ten onder met het uitvoerig en uitbundig vieren van de verjaardagen waardoor ze elkaar bedrogen en vervroegd met pensioen gingen. Ze werden snel oud, tot papier, opdat de onkranten daarop gedrukt werden. Het was iets zeer tragisch maar bruikbaar. Komt dat zien, komt dat zien, wordt snel oud, dan hebben we papier. Er was een filosofisch complot tot de aarde gekomen, een vreemde ongod, met een vreemde onreligie. Zij die het niet meer konden volgen gleden overboord. Het denken van de mens moest wel onderbroken worden met het ondenken. Er moest een nieuwe ontaal komen. Geen probleem was het als spijbelaars die taal niet wilden leren, want er was immers papier nodig om de onkrant te drukken. Kom, vier je verjaardagen, doe alles wat je wil, heb uitbundig en uitvoerig plezier in je oppervlakkig materialisme, stelde de Duitse filosoof. Doe alles wat God verboden heeft, want wij hebben deze tegenstellingen nodig om uiteindelijk tot samenstelling te komen. Ze begonnen dus eigenlijk satirische onreclame te maken. Kom dan ? Kom dan ? Trek maar aan de vinger van de clown. We hebben immers papier nodig. Wordt maar snel oud, dan zijn we van je af. Je zal je niet op ons niveau bevinden. We hebben je niet nodig, maar op deze manier dus wel, ben je goed bruikbaar. De vijand kreeg zo dus zijn plaats, was heel nuttig, als ruw creatief materiaal. Niets dan

345 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication