126

egoïsme. Maar de gedeformeerde kerk bidt altijd het onze vader, en nooit het onze moeder, want de vader is sterk genoeg om de mens zijn egoïsme te doen behouden. De moeder heeft een baarmoeder die allesverwoestend is naar het vlees, dus die ontwijken ze liever. In die zin moet de mens dus ook weer deels terugkeren naar het katholicisme, en zo terug tot Egypte, deels, om fundament te hebben. Er zijn van zovele fundamenten afgeweken. De moeder hebben ze achtergelaten, weggedrukt. Gebed behoort een offer te zijn, niet voor egoïstische doeleinden. Zoals Ursinus stelt : „Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer.” Net zoals de kerk is ook het gebed beeldspraak. Als je het teveel verletterlijkt dan gaat de kracht ervan verloren. Door allerlei menselijke tradities heeft de mens God van zijn kracht beroofd. De mens is een rover die terug moet gaan tot zondag 42 : gij zult niet stelen. 'Ja maar dit, ja maar dat,' zegt de gedeformeerde mens dan. Maar dan kunnen wij zeggen : 'Neen. Geen vals getuigenis afleggen nu, ook niet over God. Geen woorden lopen verdraaien. Ga terug naar zondag 43.' De mens moet dus terugkeren tot de demonologie om los te komen van de werken van de duivel, wat de werken van het vlees zijn. Laat jezelf inlichten hoe dat gaat. Ursinus stelt dat het gebed het hebben van een getuige is, dus je kunt maar beter letten op je woorden en daden en hoe je bidt, want die getuige brengt alles tot God, oftewel tot de gnosis, de hogere kennis. Hij stelt daarna : 'Want door het gebed klimmen wij op in het ware heiligdom voor God, spreken en handelen wij met Hem, dragen wij aan Hem onze nood op, en verkrijgen wij hetgeen Hij ons van eeuwigheid toegeschikt en voor ons weggelegd heeft. Het gebed is dus de sleutel des hemels, zoals Augustinus zegt. Want het gebed vaart op, en Gods barmhartigheid daalt neer.' Deze sleutelen zijn geestelijk, zoals Smijtegeld ook stelt. Een vleselijk mens kan niet bidden. Vleselijke gebeden werken niks uit, die komen niet verder dan de grond. Er is een sleutel van kennis, een sleutel van tucht, en een sleutel van gebed. Deze sleutels werken met elkaar samen. Als er een sleutel ontbreekt, zullen de andere sleutels ook niet werken. Daar gaat zondag 31 over, die stelt : Vraag 83: Wat zijn de sleutels van het hemelrijk? Antwoord: De verkondiging van het heilig Evangelie en de christelijke tucht of uitsluiting uit de gemeente, waardoor het hemelrijk voor de geestelijken geopend en voor de vleselijken gesloten wordt. Dat is beeldspraak, in de kerkelijke taal, en dat gaat over het hart en moet je weten te vertalen. Telkens weer als ik christelijke boeken lees moet ik de beeldspraak ervan kennen en dit doorvertalen om zo geen deel te hebben aan de gedeformeerde kerk. De kerk mag dus niet ergens blijven steken in de reformatie na de middeleeuwen. Het is een bepaalde terminologie die je moet kennen. Dit soort teksten zijn dus potentieel gevaarlijk voor vleselijken die het zouden kunnen misbruiken. In de Heidelberge Catechismus staat ook niet 'voor geestelijken geopend en voor vleselijken gesloten,' maar 'voor gelovigen geopend en voor ongelovigen gesloten', maar dat zijn westerse misvertalingen van de bijbel, die oorspronkelijk in het Aramees en Grieks was. Het gaat om de tegenstelling : geestelijk vleselijk, niet gelovig of ongelovig. Er zijn geestelijke atheïsten en vleselijke zogenaamde gelovigen bijvoorbeeld. Er moet dus een beter woordenboek komen. Er is dus eerder een verschil tussen geletterden en ongeletterden, tussen intellectuelen en onwetenden. Daarom hebben de intellectuelen, de geleerden, ook een grote taak. Wat men vandaag de dag in de wereld geleerden noemt zijn overigens vaak geleerden in het vleselijke. We hebben het dus

127 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication