sta je als predikant dus voor een groot dilemma. De leken die de bijbel niet kennen, en al helemaal niet de grondteksten, begrijpen je dan als predikant al snel niet meer en worden al snel overstuur of zijn enorm op hun teentjes getrapt, terwijl dit allemaal studie materiaal is. En we gaan het niet ontwijken. We spreken er vrijuit over. Het zijn dan vaak ook weer de mensen die er juist een dubbelleven op nahouden en die zichzelf gewoon in hun nakie gezet voelen, ontmaskerd. Mensen die ach en wee roepen in de kerk over de preek, maar als ze thuis zijn wel door alle vuile kanalen van de televisie heenzappen, en de grootste roddeltantes zijn onder elkaar als de zondag weer voorbij is. Altijd is Kortjakje ziek (of pervers). Midden in de week, maar 's zondags niet zullen we maar zeggen. Het is allemaal heel hypocriet. Als predikant loop je telkens weer in dat mijnenveld. Maar ja, als collega's onder elkaar kon je elkaar dan opvangen. De strijd is zwaar tegen de kloof tussen leken en geestelijken, tussen luien en leergierigen. De kloof tussen leken en geestelijken. We houden het niet in stand, maar roepen juist : kom hogerop. In dit opzicht liggen Hosea en Amos dus heel dichtbij elkaar, draagt Hosea veel van de voortijdse Amos in zich. Abadja betekent werker, abad, van jah, jehavah, in het hebreeuws, als werker van havah, eva. Hij is in strijd met Edom, wat gewoon Adam is in de Hebreeuwse wortel. Adam betekent roodhuid, als de donkere, ondergrondse natuurmens, van het woord 'dam', bloed. Adamah is een andere vorm van Adam, wat grond betekent, en een vrouwelijk woord is. Hieruit kwam Adam voort (gen. 2:7). Adam is de donkerrode huid van Eva in die zin. Abadja had een strijd met deze obscure, donkere vrouw, met de aarde die zoveel verborgen hield. Hij moest de aarde bewerken, vruchtbaar maken. Hij had een duidelijke missie binnen duidelijke grenzen. Hij had grensgevoeligheid. Abadja is dus in gevecht met de Adamah, de grond, als een test. Hoe keert Abadja terug tot de grond ? Haggai is de ge, de aarde, in het Grieks, ook gaia, godin van de aarde. Haggai gaat over : 'gij draaft allemaal voor uw huizen, maar niet voor mijn huis.' Het volk diende dus de verkeerde goden, de afgod. Het volk stond op verkeerde grond. Het volk was in contact gekomen met lijken en daardoor was alles onrein geworden. De offers van het volk waren onrein (vgl. vlees-industrie ter vervanging van de demonologie). Aan het einde van het boek Haggai wordt gezegd dat de aarde gespleten zou worden, opdat er een exodus zou zijn voor het overgebleven volk, want omdat de aarde gespleten zou worden zouden de koninkrijken van de aarde verzwolgen worden met man, paard en wagen. De mens zou dus door de spleet tussen de moederbillen wedergeboren worden. De mens moest dus niet zomaar de wildernis ingaan, maar de aarde ingaan. Haggai was dus een veel diepere mozes. De mens moest ondergronds gaan. Dat kon alleen door de demonologie, de anus, door de spleet tussen de billen van moeder aarde. De aarde moest gesplitst worden, opdat het oordeel kon komen. De mens kwam voort vanuit de adamah, de donkere baarmoeder, de anus, oftewel uit de demonologie. De mens werd wedergeboren door haggai, door ge, gaia, de aarde, als de wederoprichting van de tent van God, die dus volgens het boek haggai zo een dubbele heerlijkheid zou hebben. (2:10) De mens kan hiertoe niet komen zonder het gevecht, zonder het toetsen. Alleen zo wordt de aarde
18 Online Touch Home