290

aan waterstromen, als de hagedis. Dat is waar de indo-israelitische eerste psalm voor staat. Zo komt de mens tot de moederschoot, wordt de mens geboren uit het water, en uit de berg. Door het leren 'geplant aan waterstromen' zegt de israelitische psalm 1. De indische oorsprong hiervan is in de eerste psalm van les 3 van de vierde kanda : 'Ik plaats u in de stromende wateren; Ik plaats u in de opkomst van de wateren; Ik plaats u in de as van de wateren; Ik plaats u in het licht van de wateren; Ik plaats je in de beweging van de wateren. Ga op de golven zitten als uw rustplaats; zit op de oceaan als uw rustplaats; zit op de stroom als uw rustplaats; zit in de verblijfplaats van de wateren; zit op de schoot van de wateren. Ik plaats u in de schoot van de wateren; Ik plaats u in de woning van de wateren; Ik plaats u in het stof van de wateren; Ik plaats u in de baarmoeder van de wateren; Ik plaats u in het bolwerk van de wateren.' Hierin heeft zowel de indische als de israelitische psalmist een mozaïsche taak, zoals Mozes ook 'de uit het water getrokkene' of 'uit het water geborene' is. De israelitische psalmist van psalm 1 was zichzelf aan het uithongeren om bij dag en nacht te leren, te verdiepen, om zo in deze exegese te worden tot een boom aan waterstromen, tot steen. In de eerste psalm van les 6 van de vierde kanda wordt gesteld : 'in de steen is de honger.' En dan komen de kikkers, die een beeld zijn van het leven door het bruine gas, wat afkomt van de huid van de natuurvrouwen. We hebben al uitgelegd waarom deze huid donker is, namelijk om het kind te verbergen. Hierom wordt de vrouwelijke kikker genoemd als abstract beeld, want zij ademen veelal door hun huid. Dit wordt in verbinding gebracht in deze indische psalm met de oorlog. De donkere huid van de vrouw om het kind te beschermen is een oorlogs strategie. Dit laat de wateren kruizen, stelt de psalm, als het huis van de oceaan. Zij die in het water zijn worden geroepen. Er wordt dan gesproken over het uitstijgen boven de goden, tot het hemelse, wat ook de functie is van de boom aan waterstromen, om zo af te rekenen met alle valse goden. Door het offeren wordt dan met elke vijand afgerekend. Dit is een dieper offeren. In de vijfde kanda, in de eerste psalm van de eerste les is de schop om mee te graven met twee punten, ook als een wapen, want het gaat om studie, werk en oorlog. De schop heeft een gat, opdat de mens tot de leegte en de verbrokenheid komt, en hierin zijn woonplaats heeft. Ook is de schop bevlekt, opdat het de juiste vormen heeft. De schop moet namelijk in contact met de aarde blijven, want dat is de baarmoeder. De schop, de vrouw, is donker. Dit is belangrijk voor de woonplaats. Zo is het kind beschermd. De vrouw is dus bedekt met de aarde en leeft in de duisternis, ook omwille van haar kind. Ze leeft in het ondergrondse. De schop is als een speer aan beide kanten om licht te winnen, voor leiding, en om contact te blijven houden met beide werelden. Dit is de kracht van de mens. Dan zegt de psalm : de boom die vrucht draagt is sterk onder de bomen. In de eerste psalm van de derde les zijn de asphins, de hemelse ruiters, de medicijn-makers. Ze doen dit door het ordenen van de seizoenen, wat ook weer terugkomt in de israelitische eerste psalm : 'die zijn vrucht geeft op zijn tijd'. Ze rijden op verschillende beesten, ook buffels. Ze hebben het vleselijke overwonnen en getemd. Zij leven in hemelse discipline, een dicipline die ook de israelitische psalmist leert. Ook wekken de asphins zo de winden op. Zij zijn de windmakers, een thema wat ook terugkomt in de eerste israelitische psalm om de vijand te verstrooien en te verdelgen.

291 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication