9. De wond blijft klagen, totdat het is verbonden. 35. Niet Rouwen 1. Ik heb iemand gestoken als een spin. Het was nog wel iemand die ik beminde. Zo rijk, paarlen aan de polsen, zo arm, voeten bloedend in de sneeuw. 2. Ik heb iemand gestoken als een spin. Ik spoot mijn gif zo diep, ik weet niet of het ooit nog naar boven zal komen. 3. Het was nog wel iemand die ik zo beminde. Ik werd beschuldigd van haat. Ik heb niet lang meer te leven. 4. Treur niet om mij, ik ben er geweest. In 't graf van Christus ben ik aangekomen. Waar slangen des hemels rouwen in de kou. Het vuur van haat werd Hem dan aangerekend. 5. Maar Hij opende alleen maar deuren, heeft de kindekens uitgeleid. 6. Hij stak hen als een spin, allen die de deur blokkeerden. Netjes had Hij om doorgang gevraagd. 7. In 't graf van Christus ben ik aangekomen. 't Is hier doodgaan voor een sleutel, gekruisigd worden om een kinderhand te bereiken. 8. Zachtjes leid ik hen tot veiligere paden. Maar 't verleden roept nog steeds : Kruisigt hem. 9. 't Is hier sterven na de dood, als een vuur van gif en liefde. Rouw niet om mij, als de naald van de koning mijn hart bereikt heeft, ben ik voor eeuwig vrij. 10. Rouw niet om mij. Rouw liever om uzelf, gij gebondenen. Ik zet de kindekens vrij. 11. Het schuim der wijnen drink ik, in 't schuim der rozen zwem ik, waarom zoudt gij dan rouwen ? 'K heb het graf van Christus gezien, ik heb iemand gestoken als een spin, iemand die ik beminde. 12. Rouw niet om mij, maar steek hen die poorten dichthouden, die kindekens misleiden. Rouw niet om mij, maar opent de poorten en laat hen vrij. Hier zien we dat de sneeuw ook een beeld is van de spinnedraden van de honger. Welk verhaal wordt er verteld als het sneeuwt ? Dit verhaal. Wij mogen de sneeuw als zodanig ook leren kennen. Het herbergt een nieuwe wereld, aan elkaar geklonken door de sterke draden van geduld. De sneeuw spreekt : Oh, mindert toch, zolang het nog kan. Oh onderzoek en ontdek toch, en doe afstand van uw snelle vooroordelen, opdat zij u niet laten vastgroeien. Oh, kom toch tot de sneeuw, en houdt haar in uw hand, opdat gij leeft. Het vuur zal tot de dwazen komen, maar in de sneeuw zal uw tong verlichting vinden. De overmoedige tongen der dwazen zullen branden, hun grijpgrage handen zullen eveneens branden, en wie zal het vuur nog kunnen doven ? Och, komt toch tot de sneeuw. Hoort toch naar haar roepstem. Ook het geld wat zij hebben gemaakt zal branden, en al hun afgoden, maar zij die het pad van sneeuw vinden zullen hieraan ontkomen. Weest u innig verrukt wanneer u nog een hand vol sneeuw vindt in deze dagen, want zij is zeer zeldzaam. Luistert toch naar haar, terwijl de dwazen steeds dover zullen worden. Het is misschien de laatste keer dat zij nog spreekt en de laatste keer dat gij haar zult kunnen horen. Zij zal hier maar één keer zijn.
410 Online Touch Home