hoofdstuk 17 sefanja in de duitse theologie Sefanja 1:1-3 Het woord des Heren, dat kwam tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des Heren. Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des Heren. Het Duitse Keil-Delitzsch commentaar uit 1866 stelt dat de weg naar verlossing leidt door oordeel, niet alleen voor de wereld met haar vijandschap tegen God, maar ook voor de gedegenereerde theocratie. Alleen door oordeel kan de zondige wereld vernieuwd en verheerlijkt worden. Sefanja 2:1-3 Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, voordat het besluit tot uitvoering komt – als kaf gaat een dag voorbij – voordat over u komt de brandende toorn des Heren, voordat over u komt de dag van de toorn des Heren. Zoekt de Here, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des Heren. Ewald (1803-1875) stelde dat de mens in bleekheid zichzelf moest afweren van de zonde. Sefanja 2:9 Daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here der heerscharen, de God van Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid. Het overblijfsel van mijn volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen erfelijk bezitten.
40 Online Touch Home