40

Keil-Delitzsch maakt een verbinding met Deuteronomium 29 : 23 en dat de gehele bodem er zwavel, zout en vuurbrand is, dat hij niet bezaaid wordt en niets laat uitspruiten en er geen gewas uit opschiet, zoals toen Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm onderstboven gekeerd werden, die de Here in zijn toorn en grimmigheid onderstboven gekeerd heeft. Overblijfsel betekent wortels in het Aramees. De eeuwige woestenij die brandt van vuur en zwavelk wordt ook besproken in Openbaring. Wie het Oude Testament kent weet dat al die passages uit het Oude Testament komen. Zefanja beschrijft het gebied van de eeuwige woestenij of eeuwige verdoemenis als een gebied van slavernij. Die slavernij bestaat erin dat alle dingen medewerken ten goede voor de kennis (synergeo). Hiertoe is het vleselijke onderworpen aan het geestelijke. Keil-Delitzsch noemt in dat opzicht Jesaja 14 : 1 Want de Here zal Zich over Jakob ontfermen en nog zal Hij Israël verkiezen en ze op hun eigen bodem doen wonen; dan zal de vreemdeling zich bij hen aansluiten en men zal zich voegen bij het huis van Jakob. 2 En de volken zullen het met zich nemen en het naar zijn eigen plaats brengen en het huis Israëls zal ze als erfelijk bezit verkrijgen op de grond des Heren, tot slaven en tot slavinnen. Zo zullen zij degenen die hen gevangen namen, gevangen nemen en heersen over hun drijvers. 3 En het zal geschieden ten dage, wanneer de Here u rust geeft van uw smart en van uw onrust en van de harde dienst die men u heeft laten verrichten, 4 dat gij dit spotlied op de koning van Babel zult aanheffen Keil-Delitzsch stelt dat dit niet letterlijk is, maar geestelijk. Zo heeft de eeuwige woestenij of eeuwige verdoemenis ook geen letterlijke, maar geestelijke betekenis. Deze is dus gebaseerd op Deuteronomium 29 en Zefanja 2, en wijst terug op Ezau, of Esav in het Hebreeuws, zoals Sevanja ook Esav-n-ja is. Het is een allegorie van de minste zijn, door het afleggen van de sociale status. Sefanja 2:11

41 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication