‘Gelijk een vader zich ontfermt over zijn kinderen, ontfermt zich de Heere over degenen die hem vrezen,’ stelde Kersten. Dat is de ware schepping, niet naar aardse maatstaven, en God heeft ook geen kleinkinderen. Daarom zijn er maar weinig waarlijke kinderen van God, stelde Kersten, juist omdat die vreze deels of totaal ontbreekt. Daar is men niet mee bezig. Dat asfalteert men, dat cementeert men, dat drukt men weg. Veel grote christenen, maar weinigen hebben een kinderlijke gestalte, stelde Kersten. Zij die Hem vrezen doen niets uit eigen kracht, stelt Kersten. Waar die vreze er niet is, daar leeft men vanuit de krachten van het eigen vlees, het ego, en dit ego wil zichzelf groot maken, als een koning, en zo een koningskerk bouwen waarin hij troont en hij aanbeden wordt, allemaal valse afgoden. Zouden wij dan niet huiveren ? Ze zagen het vlak voor hun ogen gebeuren hoe de mens gretig het merkteken van het beest aannam. Zouden we dan niet vluchten tot de wildernis ? ‘Ja, maar ik erken het gezag van koning Willem I en zijn handlangers niet.’ – Oh nee ? Dan maar de gevangenis in, want dat kan echt niet. ‘Ja, maar ik erken het gezag van de gevangenis van 1816 niet. Ik vrees de hemel, niet de aardse koning. Er zijn altijd al aardse koningen geweest en ze hebben elkaar altijd verscheurd. Dit beest is tegen zichzelf verdeeld.’ Maar dat mocht je niet zeggen. Het beest duldde geen kritiek. Dan werd je verbannen. Komen we uiteindelijk zo tot de wildernis ? Verbannen worden tot steeds diepere kerkers, tot aan de rand van de grote onderwereldse wildernis ? Daar zaaien wij ons zaad. Kersten zei : ‘Gedenkt dat gij stof zijt, en tot stof zult gij wederkeren.’ Wat is dan de schepping ? Het is de generatie van het zoonschap, en op die basis is er schepping en herschepping. Kersten noemt de punten op als hij zondag 9 bespreekt. Er is op die basis van het zoonschap, wat niet zomaar vanuit stof is maar vanuit de hemelse vrezen, schepping en voorzienigheid. Koning of Kersten ? Kersten wees terug op de schepping, en hoe de mens het totaal had verprutst in koningsgewaden. Het vlees houdt ervan om koninklijk te pronken, om anderen goddeloze regeltjes op te leggen, en iedereen die zich daar niet aan verlekkert het gevang in te werpen. De wereld kent heel wat goddeloze koningen, maar Kersten was een wegwijzer : Terug naar Heidelberg. De mens was in Hamelen verstrikt geraakt. Oh ja, die grote rattenvanger van Hamelen zal ons wel verlossen, maar hij stal hen als Repelsteeltje de kinderen af. De koning zou ze allemaal wel eens even uitleiden, maar hij sloot ze op in een rots. Hij versteende
23 Online Touch Home